Theologie van het Oude Testament
De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel
Hendrik Koorevaar & Mart-Jan Paul
Bestellen bij CLC
Beschikbaarheid:
Wilt u dit product bestellen, dan kan dat op clcnederland.com
Details:
9789043534611
440
Paperback
€39,50
Leesfragment
I S B N 978-90-435-3461-1 Dit handboek over het Oude Testament biedt een heldere kijk op de hoofdlijnen van Gods openbaring en maakt de samenhang tussen en de strekking van de bijbelboeken duidelijk. Het eerste deel geeft een overzicht van de wetenschappelijke stand van zaken, deel 2 reikt een eigen methodiek aan om deze boodschap te ont- wikkelen, waarbij de opbouw van de Hebreeuwse Bijbel het uitgangspunt is. Het vertrekpunt ligt in de thema’s die in Genesis al aanwezig zijn en die in de gehele canon terugkomen. Deel 3 bevat een uitwerking van deze thema’s, waaronder schepping, zonde, genade, verbond, Gods wil, eredienst en de relatie tussen Israël en de volken. Deel 4 trekt de lijnen door naar de intertestamentaire periode en het Nieuwe Testament. Aan dit Nederlandstalige handboek werkten negen oudtestamentici uit Nederland, België, Duitsland en de Verenigde Staten mee. Naast de redac- teuren Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul zijn dat Walter Hilbrands, Herbert Klement, Geert Lorein, Creig Marlowe, Siegbert Riecker, Eveline van Staalduine en Julius Steinberg. KokBC Theologie van het Oude Testament.indd 1 05-02-20 15:48
Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (red.) Theologie van het Oude Testament De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel Vierde druk KokBoekencentrum Uitgevers Utrecht
5 Woord vooraf Wat zijn de hoofdlijnen van het Oude Testament? Wat zijn de verbinden- de lijnen tussen de onderling zo uiteenlopende bijbelboeken? Is er een eenheid te ontdekken tussen beloften, wetgeving, historische beschrij- vingen, liederen en wijsheidsteksten? Waar kunnen predikanten, stu- denten theologie en geïnteresseerde gemeenteleden voor een overzicht terecht? In de jaren na de Tweede Wereldoorlog heeft het werk van Th.C. Vrie- zen, Hoofdlijnen der Theologie van het Oude Testament, voorzien in deze behoefte. Het werk is tot 1966 bijgewerkt, maar daarna is in het Neder - landse taalgebied geen soortgelijk werk meer verschenen. 1 In internationaal opzicht is de discussie verdergegaan en zijn verschil- lende modellen ontwikkeld om zicht te krijgen op de boodschap van het Oude Testament. Sommige auteurs bepleiten een theologisch mid- delpunt, anderen geven een thematische behandeling van losse onder - werpen. Een enkeling presenteert een chronologische benadering en de laatste tijd komt er meer belangstelling voor een literaire benadering, uitgaande van de canon van het Oude Testament. Dit boek geeft een overzicht van de internationale discussies, wijst een eigen weg en presen- teert daarna de theologische hoofdlijnen. Het idee van een ‘Theologie van het Oude Testament’ leefde bij de beide redactieleden al geruime tijd. Meer dan tien jaar doceren zij dit vak en zij schreven ook cursusmateriaal voor gebruik in hun opleidingen. Aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven werd grondig nage- dacht over een literair theologische benadering om de boodschap van het Oude Testament te ontdekken, aan de Christelijke Hogeschool Ede werden meer praktisch de afzonderlijke onderwerpen behandeld. 1 Het werk van Th.C. Vriezen is bij de vierde druk in 1974 nog van enige addenda voorzien. In het Nederlandse taalgebied zijn nog wel boeken verschenen die ingaan op de boodschap van het Oude Testament, maar geen publicaties die nadrukkelijk aansluiten bij de discussies op dit vakgebied.
6 In de afgelopen jaren is er tussen de redactieleden veel overleg geweest om tot een nieuw concept te komen. Daarbij is hulp ingeroepen van diverse collega’s en afgestudeerden van de etf . De huidige bundel is vrucht van de literair-theologische benadering die daar ontwikkeld is. Deel 1 biedt een overzicht van de geschiedenis van het vak en wijst een methodiek aan. Deel 2 presenteert een literair-theologische benadering en illustreert die aan de hand van de boeken Exodus, Leviticus en Nume- ri. Daarna volgt deel 3 met de hoofdinhoud van het boek: in zes hoofd- stukken komen de hoofdthema’s van het Oude Testament naar voren. Het vertrekpunt ligt in het boek Genesis, waar de thema’s al aanwezig zijn, en van daaruit worden ze door de canon heen gevolgd. Hier worden afzonderlijke thema’s uitgewerkt, waaronder: schepping, zonde, genade, verbond, Gods wil, eredienst, land, relatie Israël en de volken. Deel 4 trekt de lijnen door naar de intertestamentaire periode en naar het Nieu- we Testament dat zich presenteert als een voortzetting en voltooiing van het Oude Testament. De hoofdtitel van het werk spreekt voor zich: het is een theologische pre- sentatie van de inhoud van het Oude Testament. De ondertitel heeft de omschrijving ‘de Hebreeuwse Bijbel’, wat op zich een betere benaming is dan ‘Oude Testament’ en wijst in de richting van de volgorde van de bij- belboeken zoals die in de Joodse traditie overgeleverd is. De aanduiding ‘de blijvende boodschap’ houdt in dat wij geloven in de blijvende actuali- teit van dit deel van het Woord van God, in aansluiting bij de christelijke kerk die dit ook officieel altijd beleden heeft. Voor veel christenen be- vat het Oude Testament echter oude en verouderde inzichten die in het Nieuwe Testament op een hoger plan zijn gekomen. In dit boek laten wij zien hoezeer er verbondenheid is in thema’s door de gehele Bijbel heen. Hoewel het zeker waar is dat het Nieuwe Testament indrukwekkende nieuwe dingen presenteert, wijzigingen aanbrengt en gedachten verder ontwikkelt, is naar ons besef de continuïteit van groot belang. Daarom hanteren wij de uitdrukking ‘de blijvende boodschap’. Aan deze Nederlandstalige bundel werkten negen oudtestamentici mee uit Nederland, België, Duitsland en de usa. De onderlinge overeenstem- ming en samenwerking waren bemoedigend, en de onderlinge discussies over verschillen in inzicht hebben geleid tot een beter eindproduct dan ieder van ons afzonderlijk bereikt zou hebben. Jeroen de Wind heeft drie Duitstalige bijdragen vertaald in het Nederlands.
7 De bijbelteksten zijn meestal in een eigen vertaling weergegeven. De nummering van de teksten is in overeenstemming met die in de He- breeuwse Bijbel, zoals dat de laatste jaren ook in Nederlandse bijbelver - talingen gebruikelijk is. Deze nummering wijkt soms iets af van die in oudere vertalingen. Voor de schrijfwijze van de bijbelse namen zijn de laatste richtlijnen van de bijbelgenootschappen aangehouden. Hendrik J. Koorevaar Mart-Jan Paul
9 Inhoudsopgave Woord vooraf 5 DEEL I INLEIDING: GESCHIEDENIS EN METHODIEK 1 Een korte geschiedenis van de discipline van 21 de theologie van het Oude Testament Julius Steinberg 1.1 Ontwikkelingslijnen van de theologie Oude Testament 21 vanaf de zestiende eeuw 1.1.1 De reformatietijd en het ‘sola scriptura’ 22 1.1.2 De tijd van de Verlichting en het rationalisme 23 1.1.3 De negentiende eeuw en de ontwikkelingsgedachte 25 1.1.4 Het herleven van de theologie ot na de Eerste 28 Wereldoorlog 1.2 Paradigma’s en dimensies van de theologie Oude Testament 29 in de twintigste en eenentwintigste eeuw 1.2.1 Systematisch paradigma en thematische dimensie 29 1.2.2 Historisch paradigma en historische dimensie 38 1.2.3 Canoniek paradigma en literaire dimensie 43 1.3 Evaluatie 48 2 Methodiek voor een theologie van het Oude 51 Testament Hendrik J. Koorevaar en Julius Steinberg 2.1 Doelstelling 51 2.2 De waarde van een literaire benadering 53 2.3 De waarde van een thematische benadering 58 2.3.1 Inleiding in de thematische methodiek 58 2.3.2 De onderwerpen voor een theologie ot op grond 63 van het boek Genesis 2.3.3 De tôledôt -structuur van het boek Genesis 65
10 2.4 Het belang van geschiedenis en geschiedschrijving 68 voor een theologie van het Oude Testament 2.4.1 Diverse soorten historische kritiek 69 2.4.2 Een historisch-canonieke benadering 74 2.4.3 Minimalisten en maximalisten 77 2.5 Het belang van het Oude Testament voor de hele 81 mensheid, op elke plaats en in elke tijd 2.6 Theologie van het Oude Testament en van de 85 bijbelse theologie DEEL II EEN LITERAIR-THEOLOGISCHE BENADERING 3 Een structureel canonieke benadering voor een 89 theologie van het Oude Testament als geheel Hendrik J. Koorevaar 3.1 Inleiding: de waarde van een literair-theologische 89 benadering 3.2 Het toramodel van de Hebreeuwse canon 90 3.2.1 Presentatie van het toramodel 90 3.2.2 Datering van het toramodel 91 3.2.3 De datering van de afsluitingsverschijnselen 93 3.2.4 Hoe compleet is het onderwerp Tora bij de naden 98 aanwezig? 3.2.5 Samenvatting en conclusie 98 3.3 Het ballingschap- en terugkeermodel van de Hebreeuwse 99 canon 3.3.1 De presentatie van het ballingschap- en 99 terugkeermodel 3.3.2 Structurele verbindingen tussen het begin en het 101 einde van de canonblokken 3.3.3 Eindcanonieke ingrepen bij de grensboeken van 105 de canonblokken 3.3.4 Toevoegingen aan het einde van het beginboek 107 van het tweede en derde canonblok 3.3.5 Aanleiding en reden voor de afsluiting van de ot 110 canon 3.3.6 Datering van de ingrepen van de canonieke 111 afsluiters 3.3.7 Grafisch-theologische presentatie van het 114 ballingschap- en terugkeermodel
11 3.3.8 Nieuwtestamentische aansluiting 114 3.4 Een structureel theologische boodschap van de 115 Hebreeuwse canon 3.4.1 Inleiding en grafisch overzicht 115 3.4.2 De canonieke boodschap door middel van het 118 beginsel van begin en einde 3.4.3 De canonieke boodschap door middel van het 120 beginsel van het centrum 4 Demonstratie van een literaire benadering 123 aan de hand van een structurele theologie van Exodus – Leviticus – Numeri Hendrik J. Koorevaar 4.1 Inleiding 123 4.2 De letterkundige eenheid van Exodus – Leviticus – Numeri 124 4.2.1 Het verschijnsel boek 125 4.2.2 De waarde van de binnengrenzen van de Tora 125 4.2.3 Interactieve verbindingen tussen 129 Exodus – Leviticus – Numeri 4.3 Een structurele theologie van Exodus – Leviticus – Numeri 131 4.3.1 Inleiding 131 4.3.2 De afbakening van de hoofddelen en de 131 beschrijving van de inhoud 4.3.3 De theologische opbouw van Exodus – Leviticus – 140 Numeri 4.3.4 De theologische boodschappen in interactie met 144 de theologische opbouw 4.3.5 De aanwezigheid van God in het Allerheiligste, 151 midden onder het volk Israël 4.3.6 De Tien Woorden 153 DEEL III EEN THEMATISCH-THEOLOGISCHE BENADERING 5 De schepping door God 159 Walter Hilbrands 5.1 Inleiding 159 5.2 Priestercanon 160 5.2.1 Genesis 160 5.2.2 Exodus-Deuteronomium 170
12 5.2.3 Jozua-Koningen 173 5.3 Profetencanon 173 5.3.1 Schepping 173 5.3.2 Wonderen 174 5.4 Wijsheidscanon 175 5.4.1 Schepping in de Psalmen 175 5.4.2 Schepping in de wijsheidsboeken (Job – Hooglied) 176 5.4.3 Schepping in de nationaal-historische boeken 178 (Klaagliederen – Ezra–Nehemia) 5.4.4 Schepping in Kronieken 179 5.5 Samenvatting en verdieping 179 5.5.1 Oude Testament 179 5.5.2 Schepping door God en het Nieuwe Testament 180 5.5.3 Vooruitzicht 181 6 De wegen van God: zijn wil, geboden en Wet 183 Mart-Jan Paul en Herbert Klement 6.1 Inleiding 183 6.1.1 Algemeen 183 6.1.2 Het verschijnsel Tora 183 6.1.3 Terminologie 184 6.2 Priestercanon: God maakt zijn wil bekend 185 6.2.1 Genesis: zonde en gehoorzaamheid 185 6.2.2 Exodus – Leviticus – Numeri: Gods geopenbaarde 190 We t 6.2.3 Gods verbond en andere verdragen en wetboeken 197 6.2.4 Deuteronomium – de onderwezen Wet 199 6.2.5 Jozua-Koningen: de wetsbepalingen in het land 205 6.3 Profetencanon: terug naar de Tora! 207 6.4 Wijsheidscanon: praktische levenswijsheid 211 6.4.1 Psalmen: zingen over Gods onderwijs 211 6.4.2 De wijsheidsboeken: adviezen en aanvechtingen 212 6.4.3 De nationaal-historische rij: overleven in en na 213 de ballingschap 6.5 Samenvatting en verdieping 215 6.5.1 Beknopte samenvatting 215 6.5.2 Paradigmatische benadering 215 6.5.3 Jodendom 217 6.5.4 Het Nieuwe Testament 217
13 7 De zonde: oorsprong en verwoesting, genezing 221 en overwinning Hendrik J. Koorevaar en Creig Marlowe 7.1 Inleiding op de zonde: wezen en begripsbepaling 221 7.2 Zonde in de Priestercanon: de priesterlijke omgang 222 7.2.1 Eden: de eerste zonde en Gods vonnis over alle 222 partijen (Gen. 1-3) 7.2.2 Tussen Eden en zondvloed: universaliteit van de 227 zonde als verschrikking (Gen. 4:1-6:8) 7.2.3 Tussen zondvloed en roeping van Abraham: de 229 zonde binnen de perken gehouden (Gen. 6:9-11:26) 7.2.4 Tijdens de verbondsvaders in Kanaän: zegen als 230 tegenzet op de zonde (Gen. 11:27-50:26) 7.2.5 Tijdens Israëls verblijf in Egypte, verbondssluiting 233 en reis naar Kanaän: zonde als levensgevaarlijke vijand (Exodus – Deuteronomium) 7.2.6 Tijdens Israëls bezit van het land Kanaän: vloek op 237 de zonde gedemonstreerd (Jozua – Koningen) 7.3 Zonde in de Profetencanon: de profetische worsteling 240 7.4 Zonde in de Wijsheidscanon: de benadering van de wijzen 244 7.4.1 Inleiding 244 7.4.2 Psalmen: zonde in een spiraal van vijf windingen 245 overwonnen 7.4.3 De vier wijsheidsboeken: voorzichtigheid om de 247 zonde juist in te schatten 7.4.4 Daniël: zonde en trouw op de proef 249 7.4.5 Ezra–Nehemia: zonden openbaar bestrijden en 250 belijden 7.5 Samenvatting, verdieping en vooruitzicht van de zonde 251 7.5.1 Samenvatting en verdieping van de zonde 251 7.5.2 De doodslag op de zonde in het Nieuwe Testament 254 8 De belofte van het zaad van de vrouw en de roeping van Abraham tot zegen voor alle volken 257 Siegbert Riecker 8.1 Inleiding 257 8.2 De Priestercanon 257 8.2.1 De belofte van het zaad van de vrouw 257 (Gen. 3:14-15)
14 8.2.2 Gods roeping van Abraham tot zegen voor alle 260 volken (Gen. 12:1-3) 8.2.3 De waarde van het menselijk geloof jegens de 262 beloften van God voor het zaad 8.2.4 Het koninkrijk en het priesterschap: ontluiking 266 op vijf niveaus 8.2.5 Het geloof in de koninklijke ster en de betrouwbare 267 rots (Exodus – Numeri en Deuteronomium) 8.2.6 Het geloof in het licht van David als handvest van 268 de mensheid (Samuël en Koningen) 8.3 De Profetencanon 269 8.3.1 Het geloof in de rechtvaardige telg en de goede 269 herder (Jeremia en Ezechiël) 8.3.2 Het geloof in de zoon van de maagd, de steen des 271 aanstoots en de lijdende knecht (Jesaja) 8.3.3 Het geloof in de heerser uit Betlehem en de 273 doorboorde herder (de twaalf Kleine Profeten) 8.4 De Wijsheidscanon 275 8.4.1 Het geloof in de Zoon van God en de priester- 275 koning (Ruth en Psalter) 8.4.2 Het geloof in de bemiddelende Losser (Job) 277 8.4.3 Het geloof in de Mensenzoon en de tweede 277 Messias (Daniël) 8.5 Samenvatting en thematische verdieping 278 8.5.1 Samenvatting 278 8.5.2 De relaties tussen de religies van Israël en de 279 volken 8.5.3 Zegen en vloek als uitwerking van de verbonds- 281 relatie (gezondheid, ziekte) 8.5.4 Zegen en vloek in de relatie tussen Israël en de 282 volken (isolering, wraak, ban, toekomstig heil) 8.5.5 Relatie met het Nieuwe Testament 284 9 De eredienst voor God en het wonen van J hwh 287 te midden van Israël Eveline van Staalduine-Sulman 9.1 Inleiding 287 9.2 De Priestercanon 288 9.2.1 Genesis: wandelen met God 289 9.2.2 Exodus, Leviticus, Numeri: heiligheid 293
15 9.2.3 Deuteronomium: één, van harte en sociaal 300 9.2.4 Jozua-Rechters: één God 303 9.2.5 Samuël-Koningen: een vaste tempelcultus 305 9.3 De Profetencanon 308 9.3.1 Jeremia, Hosea, Joël en Amos: één God 308 9.3.2 Ezechiël: omwille van Gods heilige Naam 311 9.3.3 Jesaja, Micha en Sefanja: de ander recht doen 312 9.3.4 Haggai, Zacharia, Maleachi: God op de eerste plaats 313 9.4 De Wijsheidscanon 314 9.4.1 Psalmen: beleving van de liturgie 314 9.4.2 Wijsheid: buiten de cultus 318 9.4.3 Daniël, Ezra en Nehemia: schuldbelijdenis en herstel 318 9.4.4 Kronieken: de cultus herijkt 319 9.5 Samenvatting en verdieping 320 9.5.1 Van begin tot eind 320 9.5.2 Rode draden 321 9.5.3 Naar het Nieuwe Testament 321 10 Het bezit van de aarde en het land Kanaän 325 Mart-Jan Paul 10.1 Inleiding 325 10.2 Priestercanon 326 10.2.1 De aarde en de tuin in Eden 326 10.2.2 De zondvloed en een nieuw begin 328 10.2.3 De belofte van het land Kanaän aan Abraham en 329 zijn nageslacht 10.2.4 Het land in de wetgeving 331 10.2.5 De omvang van het beloofde land Kanaän 334 10.2.6 De verovering van Kanaän, het wonen daarin en 337 het verlies daarvan 10.2.7 Omgang met vreemdelingen 339 10.3 Profetencanon 340 10.3.1 Jeremia 340 10.3.2 Ezechiël 341 10.3.3 Jesaja 343 10.3.4 Jona, Sefanja, Zacharia en Maleachi 345 10.4 Wijsheidscanon 346 10.4.1 Ruth 346 10.4.2 Psalmen 347 10.4.3 Wijsheidsboeken 348
16 10.4.4 Klaagliederen en Daniël 349 10.4.5 Ester en Ezra-Nehemia 350 10.4.6 Kronieken 350 10.5 Samenvatting en verdieping 351 10.5.1 De aarde 351 10.5.2 Het land Kanaän 352 10.5.3 Jeruzalem 352 10.5.4 De aarde en het land Kanaän 353 10.5.5 Het land en het Joodse volk 354 10.5.6 De aarde, het land en Jeruzalem in het 355 Nieuwe Testament DEEL IV DE BEWEGING VAN HET OUDE NAAR HET NIEUWE TESTAMENT 11 Ontwikkelingen tussen het Oude en het 360 Nieuwe Testament Geert W. Lorein Lijst met afkortingen 360 11.1 Situering 361 11.1.1 Afbakening – bronnen 361 11.1.2 Politiek-militaire situatie 362 11.1.3 Sociaal-economische situatie 362 11.1.4 Religieuze situatie 363 11.2 Theologie 367 11.2.1 Godsbeeld 367 11.2.2 Schepping 369 11.2.3 Mensbeeld 370 11.2.4 Zonde en ethiek 372 11.2.5 Belofte en geloof 375 11.2.6 Verhouding tot andere volken 378 11.2.7 Messias 379 11.2.8 Eredienst 382 11.2.9 Land 384 11.3 Slotopmerking 385
17 12 Het Nieuwe Testament als voortzetting en 387 voltooiing van het Oude Testament Mart-Jan Paul 12.1 Inleiding 387 12.2 Een structureel canonieke benadering 388 12.2.1 De opbouw van de canon van het Oude en 388 Nieuwe Testament 12.2.2 De tôledôt in Genesis en latere boeken 392 12.3 Continuïteit en discontinuïteit 392 12.3.1 Voortgaande beloften en vervulling 392 12.3.2 De termen Oude en Nieuwe Testament 395 12.3.3 Het nt over de continuïteit met het ot 398 12.3.4 Bezwaren tegen deze continuïteit 400 12.3.5 Het ot in de loop van de kerkgeschiedenis 401 12.4 Een thematisch-theologische benadering 402 12.4.1 De schepping door God 402 12.4.2 De wegen van God: zijn wil, geboden en Wet 403 12.4.3 De zonde: oorsprong en verwoesting, genezing 405 en overwinning 12.4.4 De belofte van het zaad van de vrouw en de 406 roeping van Abraham tot zegen voor alle volken 12.4.5 De eredienst voor God en het wonen van Jhwh 408 te midden van Israël 12.4.6 Het bezit van de aarde – het land Kanaän 410 12.5 Samenvatting 411 Register van behandelde bijbelteksten 413 Literatuurlijst 417 Personalia van auteurs 437
DEEL I Inleiding: Geschiedenis en methodiek
21 HOOFDSTUK 1 Een korte geschiedenis van de discipline van de theologie van het Oude Testament Julius Steinberg Hoe kan de theologie van het Oude Testament zich ‘doelmatig en orga- n i s c h’ 1 ontwikkelen? Door de eeuwen heen hebben theologen deze vraag heel verschillend beantwoord. Wie een blik op de geschiedenis van deze discipline werpt, ervaart niet alleen een stimulans door het brede spectrum aan ontwer - pen, maar scherpt ook zijn bewustzijn voor de fundamentele methodi- sche en inhoudelijke uitdagingen van deze taak. In paragraaf 1.1 wordt de historische ontwikkeling van de discipli- ne van de theologie van het Oude Testament (‘theologie ot ’) geschetst, waarbij de nadruk ligt op de perspectieven met betrekking tot de gees- tesgeschiedenis. Aansluitend worden in paragraaf 1.2 de verschillende benaderingen van de twintigste en eenentwintigste eeuw voorgesteld. Het overzicht sluit in paragraaf 1.3 met een korte methodische evaluatie. 1.1 Ontwikkelingslijnen van de theologie Oude Testament vanaf de zestiende eeuw Waar kan de historische beschrijving op een zinvolle manier beginnen? 2 De keuze hangt af van wat men onder het begrip theologie ot verstaat. Het is allereerst een deelgebied van de ‘bijbelse theologie’. Dat laatste begrip kan op twee manieren opgevat worden. Het betekent een theologisch leersysteem dat zijn wortels in de Schrift heeft, of het is de 1 G. von Rad, 1963, 402. 2 Onderzoeksoverzichten: W. Brueggemann, 1997, 1-114; J. Barr, 1999; E. Martens, 1996; R. Clements, 1992; G. Hasel, 1991; H. Reventlow, 1987; H. Reventlow, 1982; J. Hayes en F. Prussner, 1985; H.-J. Kraus, 1970; R. Laurin, 1970.
22 leer die in de Bijbel zelf naar voren komt. Hier gaan wij uit van de tweede benadering. Dit betekent dat de theologie ot de wens heeft om de in het Oude Testament beschikbare geloofsopvattingen en theologische inhouden te doordringen en te ontvouwen. 3 Deze wens wordt voor het eerst tastbaar in de uiteenzetting met een traditionele, filosofisch beïnvloede dogmatiek in de Reformatie van de zestiende eeuw. 1.1.1 De reformatietijd en het ‘sola scriptura’ Met het principe ‘alleen de Schrift’ (sola scriptura ) en met de regel dat de Schrift zichzelf uitlegt (sui ipsius interpres ) wil Martin Luther de uitleg van de Bijbel bevrijden van de traditionele, scholastieke theologie en van de richtlijnen van de kerkelijke concilies. De goddelijke openbaring in de Schrift mag niet door menselijke categorieën van interpretatie beperkt of zelfs daarmee verwisseld worden. 4 Een bijbelse theologie in eigenlijke zin verschijnt in de reformatietijd echter niet. Opmerkelijk is in deze context echter de theologische ge- loofsleer (de Institutio Christianae Religionis ) van Johannes Calvijn. Cal- vijn gaat geen concurrentie aan met de middeleeuwse scholastieke syste- men, maar hij spreekt in zijn woord vooraf de wens uit dat zijn werk ‘een sleutel en een deur tot een goed en recht begrip van de Heilige Schrift’ is. De lezer moet dus niet geïntroduceerd worden in een geloofssysteem, maar in het rechte begrip van de Schrift zelf. 5 Pas een eeuw na de Reformatie verschijnen de eerste boeken met de titel ‘bijbelse theologie’. Ze zijn afkomstig uit de kringen van de protes- tantse orthodoxie. Bijbelse theologie wordt hier voor de eerste keer als een eigen taakstelling waargenomen, als een hulpwetenschap voor de dogmatiek. De werkwijze is ‘bijbels’ omdat men ernaar streeft het dog- matisch systeem met bijbelse vindplaatsen (zgn. dicta probantia ) vast te leggen, die zonder onderscheid uit het ot en het nt genomen worden. Tegenover Luthers eisen is dit echter als een achteruitgang te bestempe- len. Wellicht is de beoordeling van Brueggemann correct dat de tijd nog niet rijp was om zich helemaal in te laten met de eigenheid van het Oude Testament. En dat men daardoor nog steeds teruggreep op de dogmatiek als controlekader. In ieder geval werd het ‘sola scriptura’ in de periode na de Reformatie verkondigd, maar de inhoudelijke impuls dwaalde af en 3 G. Hasel, 1991, 11. Zie ook J. Steinberg, 2007, 13-20. 4 G. Hasel, 1991, 10; W. Brueggemann, 1997, 2. 5 In het Nederlands: Institutie, vertaald door C.A. de Niet. Houten: Den Hertog, 2009. ThendThrThei: idkovThdrdeThk de adtvurThdl
23 de theologie verstarde in het dogmatische systeem. 6 In die ontwikkeling van de lutherse orthodoxie vormt het Duitse pi- etisme een tegenbeweging. Zo roept de vader van het piëtisme, Philipp Jacob Spener, in zijn werk Pia Desideria van 1675, op tot een bijbelse the- ologie. Enige theologische werken van die tijd nemen zijn wensen voor - zichtig op. 7 Een veel grotere impuls ontwikkelt zich pas in de context van de Verlichting. 1.1.2 De tijd van de Verlichting en het rationalisme De grote intellectuele omkeer van de Verlichting had ook een beslissende invloed op de ontwikkeling van de theologie als wetenschap. Het rationalisme van Descartes en van Immanuel Kant maakt het autonome verstand tot maatstaf en hoofdbron van kennis. In het empirisme van John Locke wordt kennis voor het individu toegankelijk door observatie en experiment. Het nieuwe denken leidt ertoe dat niet alleen het gezag van de overgeleverde kerkelijke leerstellingen in twijfel getrokken wordt, maar ook het gezag van de Bijbel. De Bijbel geldt nu niet meer vanzelfsprekend als hoogste maatstaf voor de evaluatie van ons weten, maar wordt zelf met maatstaven van de nieuwe wetenschappelijke methoden gemeten. 8 Dit gebeurt door de theoloog en rationalist Johann Salomo Semler in zijn toenmalige, baanbrekende werk Abhandlung von freier Unter - suchung des Canon (1771-1775). Semler benadrukt het willekeurige his- torische ontstaan van de canon en de grote verschillen tussen de afzon- derlijke bijbelboeken en wil deze als historische bronnen uitleggen. Zijn bedoeling is om het eigenlijke Woord van God uit de historisch overge- leverde werken los te pellen. Hij wijst zodoende de inspiratie niet in haar geheel af, maar wel de klassiek protestantse gelijkstelling van ‘Woord van God’ en ‘Heilige Schrift’. 9 Gelijktijdig met het werk van Semler verschijnt de vierdelige ‘bijbelse theologie’ van Gotthilf Traugott Zachariä, 10 die een belangrijke stap zet in de richting van een scheiding van bijbelse theologie en dogmatiek. Het is zijn verlangen om een overzicht van de christelijke leer te ont- wikkelen dat gebaseerd is op zorgvuldig exegetisch werk. Daarbij wil hij 6 G. Hasel, 1991, 11v; W. Brueggemann, 1997, 5. 7 Informatie bij G. Hasel, 1991, 12. 8 W. Brueggemann, 1997, 7-10. 9 Vgl. G. Hasel, 1991, 14. 10 Gotthilf Traugott Zachariä, Biblische Theologie oder Untersuchung des biblischen Grundes der vornehmsten theologischen Lehren (Göttingen en Kiel, 1771-1775); vgl. G. Hasel, 1991, 14v. Een korte geschiedenis
24 rekening houden met het feit dat elk bijbelboek zijn eigen tijd, plaats en doelstelling heeft. Tegelijk houdt Zachariä vast aan de inspiratie van de Schrift en plaatst daarmee een ander accent dan Semler. In zekere zin kan 30 maart 1787 gezien worden als het geboorteuur van de bijbelse theologie als een historische discipline. Op deze dag houdt Johann Philipp Gabler aan de universiteit van Altdorf zijn inau- gurele lezing, waarin hij de taakgebieden van de bijbelse theologie en van de dogmatische theologie methodisch van elkaar afgrenst. 11 Terwijl de dogmatische theologie naar zijn mening een filosofisch en didactisch karakter bezit, behoort de bijbelse theologie uitsluitend descriptief, in- ductief en historisch te werken. • De bijbelse theologie moet descriptief te werk gaan, dus de uitspra- ken van de bijbelteksten beschrijvend weergeven. Volgens Gabler kan daarbij de inspiratie niet meegenomen worden, omdat de Geest van God het eigenlijke denken van de betrokken schrijver niet uitschakel- de. Wat telt, is niet de goddelijke autoriteit, maar wat de bijbelschrij- vers dachten. Dit staat in tegenstelling tot een prescriptieve of didac- tische handelwijze, waarbij de bijbelgedeelten rechtstreeks ter onder - bouwing van de gangbare christelijke leer gebruikt worden. • De bijbelse theologie moet inductief te werk gaan door de verschillen- de opvattingen van de afzonderlijke schrijvers zorgvuldig te analyseren en met elkaar te vergelijken. Daar staat een deductieve of filosofisch ge- vormde benadering tegenover, die een enkele tekst slechts beschouwt met het oog op van buitenaf gegeven dominerende denkstructuren. • De bijbels theoloog moet historisch te werk gaan door de verschillende tijdsperioden van de oude en de nieuwe religie zorgvuldig te onder - scheiden. Het is zijn opgave te toetsen welke van de bijbelse uitspraken ook voor de christelijke leerstellingen van vandaag gelden en welke daarentegen geen betekenis meer hebben. Met deze benadering vraagt Gabler ook om een scheiding tussen de theologie van het ot en van het nt . 11 De titel van zijn lezing luidt: ‘Oratio de iusto discrimine theologicae biblicae et dogmaticae regundisque recte utriusque finibus’ (‘Lezing over de correcte onderscheiding tussen bijbelse en dogmatische theologie en de juiste definitie van hun respectievelijke doelen’). De lezing werd postuum uitgegeven door zijn beide zonen in: Theodor A. Gabler en Johann G. Gabler, red., Kleinere Theologische Schriften, deel 2, Ulm, 1831, 179-198. ThendThrThei: idkovThdrdeThk de adtvurThdl
25 Gablers programma weerspiegelt natuurlijk de geest van zijn tijd. En de verschillende onderwerpen die door hem zijn aangesneden, worden tot vandaag bediscussieerd. Toch kan gezegd worden dat met Gabler de richting vastgelegd is, waarin de bijbelse theologie zich sindsdien als historische discipline beweegt. 12 De eerste consequent historisch-kritisch uitgevoerde bijbelse theolo- gie in overeenstemming met Gablers gedachten komt van Georg Lorenz Bauer, die tijdelijk eveneens in Altdorf onderwees. Het werk verschijnt in twee aparte delen voor het ot (1796) en het nt (1800-1802). Bauer is een leerling van Eichhorn en gebruikt bij de eerste bijbelboeken diens model van bronnensplitsing, die tegenwoordig onder de benaming ‘ou- dere oorkondenhypothese’ bekend is. Als hoofdindeling dient bij Bauer het raster ‘theologie’, ‘antropologie’ en ‘christologie’, wat een zekere af- hankelijkheid van het traditionele systeem van dogmatiek laat zien. 13 1.1.3 De negentiende eeuw en de ontwikkelingsgedachte Terwijl het rationalisme van de zeventiende en achttiende eeuw in zekere zin door middel van het verstand op zoek gaat naar de absolute waarheid, ontstaat aan het einde van de achttiende en vooral in de negentiende eeuw een visie die het bestaande vooral vanuit zijn historische ontwikkeling wil begrijpen. De geschiedenis en de koersen van de geschiedenis worden tot allesverklarende sleutels gemaakt. In de eerste fase van deze nieuwere ontwikkeling zijn het filosofisch georiënteerde ontwerpen van de geschiedenis die op het ot toegepast worden. 14 Zo schrijft Wilhelm M.L. de Wette, een leerling van Gabler, in zijn Religionslehre van 1813: Aangezien in de geschiedenis alles voorwaardelijk is, en wat ont- staat op het voorafgaande rust, zo beoordelen we een religieuze ver - schijning in de geschiedenis alleen dan juist, indien we vermelden in welke mate de tijdsvorming daardoor verheven en overschreden is geworden. En op deze geschiedkundige visie worden de ware, le- vendige religieuze visie en de erkenning van een goddelijke openba- ring gegrond. De innerlijke kracht en het nut, niet de uiterlijke ver - schijning bestemt de waarde. 15 12 Aldaar, 16v. 13 Aldaar, 17. 14 W. Brueggemann, 1997, 10-12. 15 De volledige titel luidt: Biblische Dogmatik Alten und Neuen Testaments. Oder kritische Darstellung der Religionslehre des Hebraismus, des Judenthums und Urchristenthums. De volgende citaten komen uit de 3 e editie van 1831, volgens H.-J. Kraus, 1970, 70-78. Een korte geschiedenis
26 Religie moet dus volgens De Wette tegen de historische achtergrond in haar historische ontwikkeling begrepen worden. Pas dan kan de eigenlijke theologische leerstelling eruit gehaald worden. Bij De Wette dient de historisch-kritische analyse alleen als een hulpmiddel en wordt de eigenlijke formulering van de theologische leer sterk door de filosofische gedachtenvoeringen geleid. Zo deelt De Wette de geschiedenis van de religie op in drie fasen: hebraïsme, jodendom en christendom. Hij probeert de belangrijkste leerstellingen en principes van de drie fasen aan te wijzen en beschrijft de ontwikkeling in haar geheel als een opgaande lijn. Kraus geeft als commentaar op het resultaat: ‘De pogingen van geschiedkundige en literaire differentiëring (…) verzwakken zeer snel; ze worden opgevangen in leercategorieën en onderverdelingen, algemene beschrijvingen en omvattende bepalingen.’ 16 Een ander voorbeeld voor deze denkwijze is het werk van Wilhelm Va t k e , Die Religion des Alten Testaments (1835), die in veel opzichten door de filosofie van Hegel beïnvloed is. Zo betekent godsdienst voor Vatke de ‘bemiddeling van de oneindige geest’, een proces waarbij de ‘oneindige inhoud de momenten van algemeenheid, bijzonderheid en apartheid doorloopt en zich daardoor tot geestelijke levendigheid ont- w i k k e l t ’. 17 Vatke schetst de geschiedenis van godsdienst als een logisch vooruitgaand proces. Als dominerend ontwikkelingsprincipe gelden daarbij de drie stappen van Hegel: these, antithese en synthese. De the - se is een premozaïsche ‘natuurlijke’ religie en de antithese de ‘geestelijke’ religie, namelijk de ‘Jehovadienst’, die tegenover de natuurlijke religie staat en toch nog enkele elementen uit haar opneemt. Ten slotte geldt als synthese de absolute of universele religie, waaronder het christendom te verstaan is. Midden in de negentiende eeuw ontwikkelt zich een sterke conserva- tieve reactie tegen de rationalistische en filosofische ontwerpen van die tijd. Opvallend daarbij is de Theologie van het Oude Testament van Gus- tav Friedrich Oehler (1874). Als kind van zijn tijd zoekt ook hij naar een geschiedkundige principe van godsdienst. Hij vindt deze echter niet in de filosofie, maar in de ‘goddelijke heilseconomie’, in de zich ontvou - wende heilsgeschiedenis, in spanningsbogen vanaf de schepping van de wereld tot en met haar voleinding. Oehler definieert ook de verhouding van het Oude en Nieuwe Testament vanuit zijn heilsgeschiedkundige beschouwing. 18 16 Kraus, 78. 17 W. Vatke, Die Religion des Alten Testaments, deel 1, 19. 18 Naar G. Hasel, 1991, 20v en H.-J. Kraus, 1970, 99-106. ThendThrThei: idkovThdrdeThk de adtvurThdl
27 Pas met het invloedrijke werk van Julius Wellhausen 19 bereikt de gods- diensthistorische denkwijze haar volle doorbraak. Wellhausen vertegen- woordigt geen geschiedfilosofie in de betekenis dat de geschiedenis als een zinvolle ontwikkeling naar een doel gezien wordt. Zijn verlangen is veeleer een louter godsdiensthistorische beschouwing die geen enkele normatieve uitspraak meer maakt met betrekking tot het christelijk ge- loof. Hij ontwikkelt het bekende model van de Israëlitische godsdienst- geschiedenis dat hier slechts kort met de steekwoorden ‘nomadenreli- gie – boerenreligie – profetenreligie – priesterreligie’ getypeerd wordt. Daarmee maakt hij gelijktijdig de ‘nieuwere bronnensplitsing’ van Graf en Kuenen populair, volgens wie de Pentateuch uit de vier bronnen Jeho- vist, Elohist, Deuteronomist en Priesterschrift samengesteld zijn. Brueggemann wijst erop dat de godsdiensthistorische benadering niet zo objectief is als die lijkt. 20 Dat Wellhausen de vroege nomaden- en boe- renreligie als natuurlijk en onbedorven beoordeelt, is een opvatting die door de tijdgeest van de Romantiek beïnvloed is. Datzelfde geldt voor de hoge waardering van de profeten volgens het beeld van het romantische genie. Op grond hiervan devalueerde Wellhausen de priesterlijke ele- menten en dateerde hij die ook laat in de geschiedenis, als een verstarring van de godsdienst in formaliteiten. Het is interessant dat Wellhausen ook over zijn ervaring schrijft dat hij zich zeer aangetrokken voelde tot de vertellingen van de koningentijd en de profeten. Bij het doornemen van de Tora wachtte hij vergeefs op verlichting. Hij kon de beide werelden niet met elkaar verbinden. Als hij van de late datering van de wet volgens K.H. Graf hoort, is hij voor deze zienswijze gewonnen, ‘bijna nog zonder de motivatie van zijn hypothese te kennen’. 21 Al met al zegt het historische model van Wellhausen daarmee mogelijkerwijze meer over de auteur en zijn tijd dan over het oude Israël. Dat Wellhausen zich inspant voor een zorgvuldige historische argumentatie is desalniettemin duidelijk. Principieel gezien: de aanhangers van de Verlichting passen het verlan- gen toe om de schriftuitleg van het kerkelijke leergezag te bevrijden. Dat gebeurt uiteindelijk op zo’n manier dat die opnieuw aan een andere ‘metageschiedenis’ ondergeschikt wordt, namelijk aan die van de Ver - lichting. Objectivisme en historisme leiden uiteindelijk daartoe dat het vermogen om theologische uitspraken te doen geheel verloren dreigt te 19 J. Wellhausen, Geschichte Israels (Berlijn 1878), deel 1; in latere edities Prolegomena zur Geschichte Israels . 20 W. Brueggemann, 1997, 13. 21 J. Wellhausen, 3v. Voor verdere discussie zie M.J. Paul, 1988, 229-241. Een korte geschiedenis
28 gaan. Als gevolg van deze ontwikkelingen wordt de oudtestamentische theologie ongeveer vier decennia lang volledig door de godsdienstge- schiedenis verdrongen. 22 1.1.4 Het herleven van de theologie ot na de Eerste Wereldoorlog De Eerste Wereldoorlog droeg ertoe bij dat het vooruitgangsgeloof en het vertrouwen op de mogelijkheden van mensen aan het wankelen werden gebracht. Bij het zien van de crisis voelt Karl Barth een grote ontevredenheid over de rationalistische antwoorden van de oude liberale theologie. In zijn commentaar op de Romeinenbrief (1919) introduceert hij in de discussie de categorie ‘openbaring’. De taak van theologie kan niet volledig door de methoden van het autonoom verstand beoefend worden. Dus schrijft hij: ‘Jezus als de Christus is het voor ons onbekende terrein, dat het voor ons bekende loodrecht van boven doorklieft’. 23 De spanning tussen het historisch descriptieve en het theologisch normatieve dat in de negentiende eeuw ten gunste van de eerste richting opgelost werd, wordt door Barth in alle hevigheid opnieuw geformuleerd: ‘We moeten als theologen over God spreken. We zijn echter mensen en kunnen als zodanig niet over God spreken. We moeten beide, ons moeten en ons niet-kunnen, beseffen en juist daarmee God de eer geven.’ 24 De betekenis van deze doelstelling is voor de oudtestamentische the- ologie van de twintigste eeuw nauwelijks te overschatten. In de jaren twintig worden onder de oudtestamentici de debatten over de verhou- ding van godsdienstgeschiedenis en oudtestamentische theologie op- nieuw gevoerd. Vanaf de jaren dertig verschijnen in snelle opeenvolging een hele rij theologieën ot . Daarmee begint het ‘gouden tijdperk’ dat tot heden aanhoudt. 25 Sinds 1930 zijn in elk decennium diverse complete ontwerpen verschenen. Typerend daarbij is een toenemend pluralisme van concepten, die hier naast elkaar bestaan. Nieuw zijn bijvoorbeeld de canonieke ontwerpen sinds de jaren zeventig, zoals van Brevard Childs en Rolf Rendtorff, maar ook postmoderne, taal- of ‘story’gerelateerde be- naderingen zoals die van Walter Brueggemann en John Goldingay. 22 W. Brueggemann, 1997, 14; G. Hasel, 1991, 23v. 23 Karl Barth, Römerbrief , 5 de editie, München: Kaiser, 1926, 6. 24 Karl Barth, ‘Das Wort Gottes als Aufgabe der Theologie’, ChrW 36 (1922) 858-873; opnieuw uitgegeven in: Karl Barth, Das Wort Gottes und die Theologie: Gesammelte Vorträge, München, 1925, 156-178. 25 W. Brueggemann, 1997, 18; G. Hasel, 1991, 26. ThendThrThei: idkovThdrdeThk de adtvurThdl
I S B N 978-90-435-3461-1 Dit handboek over het Oude Testament biedt een heldere kijk op de hoofdlijnen van Gods openbaring en maakt de samenhang tussen en de strekking van de bijbelboeken duidelijk. Het eerste deel geeft een overzicht van de wetenschappelijke stand van zaken, deel 2 reikt een eigen methodiek aan om deze boodschap te ont- wikkelen, waarbij de opbouw van de Hebreeuwse Bijbel het uitgangspunt is. Het vertrekpunt ligt in de thema’s die in Genesis al aanwezig zijn en die in de gehele canon terugkomen. Deel 3 bevat een uitwerking van deze thema’s, waaronder schepping, zonde, genade, verbond, Gods wil, eredienst en de relatie tussen Israël en de volken. Deel 4 trekt de lijnen door naar de intertestamentaire periode en het Nieuwe Testament. Aan dit Nederlandstalige handboek werkten negen oudtestamentici uit Nederland, België, Duitsland en de Verenigde Staten mee. Naast de redac- teuren Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul zijn dat Walter Hilbrands, Herbert Klement, Geert Lorein, Creig Marlowe, Siegbert Riecker, Eveline van Staalduine en Julius Steinberg. KokBC Theologie van het Oude Testament.indd 1 05-02-20 15:48
Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
Is dit leesfragment niet goed zichtbaar of krijgt u een foutmelding te zien? Klik dan hier om het fragment opnieuw te laden. Wil je dit leesfragment later offline lezen? Geen probleem, je kunt hier klikken om het pdf bestand te downloaden.
Deprecated: Bestand Thema zonder comments.php is sinds versie 3.0.0 verouderd en er is geen alternatief beschikbaar. Graag een comments.php template aan je thema toevoegen. in /home/boeken1q/affiliate/wp-includes/functions.php on line 5581
Geef een antwoord