Om het hart van jongeren
Kinder - en Jongerenpastoraat
Kinderen en jongeren maken deel uit van gezin én gemeente. Hoe bereik je in het pastoraat hun hart? Dat vergt voor ambtsdragers (enige) kennis van hun ontwikkelingsaspecten. Hoe leven en denken zij? Welke vragen houden hen doorgaans bezig? Waar verlangen zij naar? En hoe om te gaan…
Bestellen bij CLC
Beschikbaarheid:
Wilt u dit product bestellen, dan kan dat op clcnederland.com
Details:
9789033130465
144
Paperback
€14,90
Beschrijving
Kinderen en jongeren maken deel uit van gezin én gemeente. Hoe bereik je in het pastoraat hun hart? Dat vergt voor ambtsdragers (enige) kennis van hun ontwikkelingsaspecten. Hoe leven en denken zij? Welke vragen houden hen doorgaans bezig? Waar verlangen zij naar? En hoe om te gaan met stoornissen en beperkingen? Er is bij kinderen en jongeren sprake van heel wat verschillende niveaus. Hoe kun je daarin voldoende toegepast leiding geven, en toch steeds dezelfde boodschap aan het hart leggen?
Deze uitgave is geschreven vanuit de pastorale praktijk en wil een handreiking bieden bij pastoraat voor kinderen en jongeren.
De serie ‘Pastoraal bekeken’ biedt een praktische en concrete benadering van pastorale thema’s. Ieder deel bevat feitelijke informatie, pastorale bezinning en duidelijke adviezen.
Categorieën
Eigenschappen
9789033130465
11-05-2020
Nederlands
144
711
Paperback
Pastoraal bekeken
J.H. Mauritz
Leesfragment
6 De serie ‘Pastoraal bekeken’ biedt een praktische en concrete benadering van pas- torale thema’s. Ieder deel bevat feitelijke informatie, pastorale bezinning en duide- lijke adviezen. De searie staat onder redacatie van J. H. Mauritz. Dit boek bevat voorbeelden uit de praktijk. Tenzij anders aangegeven, zijn die niet te herleiden tot concreate situaties of personaen. © 2020 Den Hertog Ba. V. Houten ISBN 978 90 331 30a46 5 www. uitgeverijdenhertog. nal Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgesla- gen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
7 Inhoud Woord vooraf – 9 ds. A. A. Brugge 1. Jongeren horen erbaij – 11 ds. M. Karens 2. God geeft nog kindearen – 23 E. N. W. Pater 3. Vragen van kinderen – aKinderpastoraat – 32 N. van Steensel 4. Wie zijn onze jongerena? – 43 L. A. Kroon 5. Is jongerenpastoraat nodig? – a 55 ds. H. Brons 6. Jongeren en ambtsdraagers – 68 J. J. Pons 7. Wegens verbouwing even gesloten – In gesprek met tieners – 80 H. J. Nijsink 8. Willen jullie ook niet weggaan? – In gesprek met 16-plussers – 92 A. J. C. van Bemmel 9. Kennis en gekend woarden – In gesprek amet studenten – a 105
8 J. H. Mauritz 10. Betrokken zijn bij de agemeente – In gesprek met jongvaolwassenen – a 116 W. M. van der Wilt 11. Voor, tijdens en na het gaesprek – 1a30 Literatuur – 140
9 Woord vooraf In de kerkbode verschijnt een oproep aan jongeren om zich te melden voor de belijdeniscatechisatie. a Ouderling Van Belzen, die de belijde- niscatechisatie verzorgt, wordt gebeld door Johan, een dooplid van 21 jaar. Johan vraagt of een gesprek ook mogelijk is als je nog niet beslo- ten hebt om belijdenias te doen. Menige ambtsdrager herkent dit verzoek. Een jongvolwassene van 21 aar vraagt om een pastoraal gesprek. Dat is iets moois. Een jongere zit met de vraag of hij er wel rijp voor is om belijdenis te doen. Hij heeft vragen bij sommige zaken die de leer betreffen en hij wil er weleens over in gesprek. Het kan ook zijn dat Johan worstelt met de vraag: ‘Waar is God als het leven pijn doet? ’ Johan heeft nog niet zo lang geleden zijn moeder verloren. Hij begrijpt het niet. Waarom heeft God dit gedaan? Zo zijn er veel vragen bij kinderen, joangeren en jongvolwasasenen. Ouderling Van Belzen ziet wel op tegen het gesprek. Hoe zal het ver- lopen? Zou hij wel richting kunnen geven aan het gesprek? Johan is geboren in een kerkelijk gezin, bij een open Bijbel. Dat is Gods leiding in zijn leven. Als een ‘kleine lidmaat van Zijn gemeente’ is Johan gedoopt. En nu is hij 21 jaar. Hoe zou Johan geleid zijn als jongetje van 8 jaar? Was hij betrokken bij leeftijdsgenoten toen hij 14 was? Lukte het hem om als 16-jarige betrokken te zijn bij de catechese? Vragen die opkomen bij ouderling Van Belzen. Er komt een stil gebed in het hart van de ouder- ling. Hoe kan hij op de vragen van deze jongere ingaan? Welk Bijbel- gedeelte zal hij lezen? Hoe brengt hij de nood van Johan in het gebed bij de Heere? Onze woorden kunnen diepe sporen nalaten in het hart van andere mensen, zeker bij jongeren. Jonge mensen verlangen naar een bemoe- digend en onderwijzend woord. Dit besef brengt menige predikant,
10 ouderling, diaken of jeugdleider in verwarring als het gaat om de pasto- rale zorg van kinderean en jongeren. Dit boek gaat over kinder- en jongerenpastoraat en maakt aan de lezer duidelijk dat kinderen en jongeren erbij horen in de gemeente. Wie zijn deze kerkelijke jongeren? Het zijn doopleden van een kerk van gere- formeerd belijden. Het is niet voldoende als we ons als ambtsdrager beperken tot het overdragen van de Bijbels-gereformeerdae leer. De Schrift leert ons in Spreuken 22:6: ‘Leer den jongen de eerste beginselen naar de eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken. ’ Rekening houdend met de leeftijd en de omstandighe- den waarin een kind of jongere verkeert. De kanttekening legt uit: ‘Dat is, naar de eis of de gelegenheid zijns wegs, dat is, zijns ouderdoms, begrip en zijn teerheid. In het begin of de ingang zijns wegs, dat is, in de aanvang zijn levens. ’ Graag dank ik mijn medeauteurs voor hun persoonlijke betrokkenheid bij kinderen en jongeren en voor de handreiking die zij bieden in dit boek. Ook de jongeren die gereageerd hebben en de uitgever wil ik bedanken voor hun inzet. De Heere stelle deze uitgave tot een rijke zegen. Een goede vriend van Augustinus worstelde als jonge diaken met het overdragen van het christelijk geloof aan beginnelingen. Augustinus schreef voor hem een boek. In de Nederlandse vertaling: Goed onder- wijs. Er zijn in dit boek zes adviezen te vinden. Ik sluit af met het zesde: Erger je niet. Je kunt je ergeren aan het gedrag van jongeren. Daarmee neem je je eigen motivatie weg. Laat dit gevoel je juist aansporen nog scherper en gloedvoller met jongeren bezig te zijn. Sluit jongeren in je hart en houd van ze. Kamerik, april 2020 J. H. Mauritz, redacteuar
11 ds. A. A. Brugge 1. Jongeren horen aerbij Dit boek gaat over jongerenpastoraat. Het woord pastoraat is afgeleid van het Latijnse woord pastor, dat ‘herder’ betekent. Het woord pastor wordt ook wel gebruikt als synoniem voor dominee. Immers, hij is in de gemeente de herder a(pastor) en leraar (prediker). Dit boek gaat nog iets verder dan dit pastoraat. Het wil informatie geven over herderlijke zorg aan kinderen en jongeren, waartoe ouder- lingen en diakenen ook geroepen worden. In dit hoofdstuk wil ik probe- ren vanuit de Bijbel een aantal lijnen te trekken waaruit duidelijk wordt dat kinderen en jongeren er in de gemeente voluit bij horen, in hun ont- wikkeling van kind tot volwassene. Afgezien van welke verstandelijke vermogens of beperakingen dan ook. In Gods Woord lezen we op verschillende plaatsen over jongeren. Ze zijn een zegen op het huwelijk. Het is voor ouders een roeping om kin- deren op te voeden in de lijn van Gods Woord en inzettingen. Naar de doopbelofte betekent dit ook dat ouders hun kinderen meenemen naar de kerk. Wat is het een zegen wanneer jongeren zich ook in de kerk vei- lig voelen. Salomo schrijft in Prediker 11:9: ‘Verblijd u, o jongeling, in uw jeugd, en laat uw hart u vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten en in de aanschouwing uwer ogen; maar weet dat God om al deze dingean u zal doen komen vaoor het gericht. ’ Jong zijn is een tijd van onbezorgd zijn. Salomo zegt daarover: ‘wandel in de wegen uws harten. ’ Dit betekent niet dat je doet waar je zelf zin in hebt. In Numeri 15:39 verbiedt God te wandelen in de wegen van de heidenen door hun afgoden achterna te lopen. Het slot van Prediker 11:9 wijst daarop: ‘Maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht. ’ In vers 10 staat: ‘Zo doe dan de toornigheid wijken van uw hart, en doe het kwade weg van uw vlees, want de jeugd en de jonkheid is ijdelheid. ’ In het eerste vers van hoofdstuk 12 geeft
12 Salomo een aansporing: ‘En agedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen, van dewelke gij zeggean zult: Ik heb geen alust in dezelve. ’ Gevaar voor jongerJen Hoewel ieder mens openstaat voor prikkels, geldt dit in het bijzonder voor de tijd waarin je jong bent. Je hebt nog niet de levenservaring om zaken te doorzien en te wegen, waardoor je minder openstaat voor afgewogen meningen. Uiteraard weet satan dit ook. Hij zal daarom pro- beren om jongeren van Gods Woord weg te leiden. De jeugd is voor de duivel een gevaarlijke tijd; hij weet dat, als hij iemand kwijtraakt, dit vaak voor de rest vaan diens leven is. Dit klinkt niet zo positief. We moeten echter niet idealistisch maar realistisch zijn. De mens, oud en jong, is van God afgevallen. Jongeren leven buiten het paradijs. Alles wat mooi lijkt en klinkt, wordt veel op een verkeerde wijze gebruikt. Wat kunnen we opgaan in vrijetijdsbeste- ding en eindeloos denken over wat we willen bereiken. Wat is er bij een deel van de jeugd veartrouwen op wat ze ziean, horen en begerean. Van Obadja, in dienst bij koning Achab, lezen we dat hij tegen Elia zei: ’Ik, uw knecht, nu vrees den Heere van mijn jonkheid af’ (1 Kon. 18:12b). Dat is een mooi getuigaenis. Nog een voorbeeld uit de Schrift is Jozef. Als jongen van zeventien jaar had Jozef al de goede keuze gemaakt. Wat zou daar later nog veel op afkomen! Jakob herkende geestelijk leven bij Jozef. Zijn broers leefden bepaald niet bij de goede keus! Jozef vertelde het zijn vader als zijn broers iets verkeerds deden. Dit lijkt heel erg, maar als godvrezende jongere kun je niet met bepaalde dingen meedoen. Je spreekt er soms met anderen over omdat het tegen de dienst van de Heere ingaat. Dat Jakob zijn zoon een bijzondere plaats gaf, was niet goed. Hij zag wel dat de Heere iets met Jozef voorhad, maar hij liep erop vooruit door Jozef te verwennen en hem een mooie jas te geven. Geloven vraagt een houding van uitzien en wachtena! Het werd een moeilijke weg. De mooiste jaren van je leven doorbrengen in de gevangenis! Jozef werd vergeten door de schenker en de bakker. Met het oog op Gods plan moest Jozef nog wachten. Wie op God ver-
13 trouwt, wordt niet beschaamd. Inmiddels was Jozef dertig jaar. Farao droomde bijzondere dromen en niemand aan het hof kon deze uitleg- gen. Toen herinnerde de schenker zich Jozef en zei dit tegen Farao. Jozef werd uit de gevangenis gehaald en legde Farao uit wat de dromen bete- kenden. Hierop ging Farao Jozef heel anders behandelen en gaf hij hem een hoge functie: onderkoning. Ook kreeg hij een andere naam: Zafnath Paäneah, behouder des levens. Jozefs werk ging beginnen: zorgen voor brood om een groot volk in leven te houden in een tijd van hongers- nood. Bijbelse gegevens Jover kinderen en jJongeren In de Bijbel komt, als we naar de Hebreeuwse woorden kijken, meer dan vijfhonderd keer het woord kind of kinderen voor. En driehonderd keer het woord waarmee jongeren worden aangeduid. In sommige gevallen worden de woorden kinderen en jongeren synoniem gebruikt. In de Statenvertaling is de averhouding een anderae: Oude Testament Nieuwe Testament Totaal Kind 35 22 57 Kinderen 448 85 533 Kinderkens 35 15 50 Jeugd 52 0 52 Jongeren 6 0 6 Jonkheid 14 6 30 In de eerste plaats wil ik nagaan wat Gods Woord ons meldt over kin- deren en jongeren. Vervolgens zullen drie motieven naar voren worden gehaald die voor ambtsdragers tot lering kunnen zijn. Mijn bedoeling is om een fundering te ageven voor het kindaer- en jongerenpastoaraat. Kinderen De symbolische betekenis van kinderen kan het beste worden begre- pen door ze met ouderen te vergelijken. Paulus zegt: ‘Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik teniet-
14 gedaan hetgeen eens kinds was’ (1 Kor. 13:11). De apostel suggereert dat hij voorheen toen hij kind was, kinderlijk gedrag vertoonde. Een mix van onkunde en onvolwassenheid. De Schrift noemt ook positieve gedachten: • Kinderen en jongeren vertolken een tijd van puurheid (Ps. 103:13; Luk. 9:48). • Ze zijn nederig van haart (Matth. 18:4). • Een kind begrijpt dingen die verborgen zijn voor de wijzen (Luk. 10:21). • Een kind geeft lof aan God dat tegenstanders van Hem onthouden (Ps. 8:3). Vanuit dit gezichtspunt stelt Christus kinderen als voorbeeld om het Koninkrijk Gods binnen te gaan (Matth. 18:3; 19:14; Mark. 10:15; Luk. 18:16). Gezonde naïviteit – een leven zonder berekening vanuit kennis van het complexe leven – is de kern. Dit blijkt uit het feit, dat de Heere Jezus Zijn discipelen oproept tot eenvoudigheid en ongekun- steldheid, en hen ‘akinderen’ noemt (Mark. 10:2a4). Ook Paulus suggereert hetzelfde als hij spreekt over ‘kinderkens’ (1 Kor. 4:14; Gal. 4:19). Hij benadrukt de twee zijden van kinderen en vol- wassenen, wanneer hij spreekt over: ‘Broeders, wordt geen kinderen in het verstand, maar zijt kinderen in de boosheid, en wordt in het ver- stand volwassen’ (1 Kor. 14:20). In deze tekst maakt hij gebruik van twee vergelijkingen: • Kinderlijk (eenvoudiga, onschuldig) staat teagenover boosheid. • Het gedachteloze (onnadenkende, impulsieve) staat tegenover het volle leven. De Schrift geeft ons ook waardevolle lessen als het gaat om ons zicht op kinderen en jongearen. 1. Kinderen en jongteren zijn leerbaar Ze leren op de basisschool lezen en schrijven. Op het voortgezet onder- wijs en vervolgonderwijs bekwamen zij zich in hun interesseveld. Daar- naast leren ze, als het goed is, wat warmte, veiligheid en geborgenheid is. Voorbeelden van de ouders en de leefomgeving zijn van groot belang.
15 Het is fnuikend als kinderen en jongeren voorbeelden van goddeloos- heid zien. In de opvoeding is het van belang dat ze weerbaar worden gemaakt tegen zondige verleidingen. Natuurlijk, kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren. Toch mogen we ook zeggen dat ‘de verdorven natuur zich nog niet zo daadwerkelijk vertoont als bij volwassenen’ (kanttekening 62 bij 1a Kor. 14:20). De taak van ouders is om hun kinderen te onderwijzen. Aan het einde van de woestijnreis geeft de Heere de opdracht: ‘Daarom zult gij den Heere uw God liefhebben, en gij zult te alle dagen onderhouden Zijn bevel en Zijn inzettingen en Zijn rechten en Zijn geboden’ (Deut. 11:1). Ouders zijn verantwoordelijk om hun kinderen uit de Bijbel te onder- wijzen. De leeftijd van kinderen en jongeren kan worden getypeerd als leerbaar. Gods Woord roept ons op tot het leren van discipline (Spr. 22:15; 23:13; Hebr. 12:8). Niet leerbare kinderen komen hier tegenop (Jer. 5:7; Ez. 20:18, 21; Matth. 10:21; Titus 1:6). Daartegenover is gehoorzaamheid een teken dat men leert (1 Petr. 1:14; 1 Joh. 3:18). Johannes zegt: ‘Ik heb geen meerdere blijdschap dan hierin dat ik hoor dat mijn kinderen in de waarheid wandelen’ (3 Joh. 4). Wat een taak voor ouders, ambtsdragers en leidinggevenden om een voorbeeld te zijn! Een voorbeeld in woord en daad. Niet alleen voeden, maar ook opvoeden ina de vreze des Heerean. 2. Kinderen zijn afthankelijk Kinderen zijn op twee manieren voorbeelden van afhankelijkheid. Ten eerste waren in de tijd van de Bijbel ouders afhankelijk van hun kinde- ren, omdat zij later door hen verzorgd zouden worden. Vervolgens zijn kinderen afhankelijk, a omdat zij verzorging anodig hebben. Het belangrijkste hierin is ‘bescherming’. Ouders beschermen tegen gevaar (Gen. 33:14; Ex. 2:2, 3; Num. 32:16, 17, 24). Zij zoeken ook de juiste verzorging te bieden (Matth. 15:22). Ouders voorzien kinderen van voe- ding (Ruth 4:16; Ps. 131:2). Zonder ouders zijn kinderen kwetsbaar; voor honger (Klaagl. 2:19) en voor gevaar (Jes. 13:18; Klaagl. 2:11). Ouders dra- gen naar Gods Woord ook een verantwoordelijkheid, met name in het bieden van voorbeeladen in de rechte weag (Gen. 18:19).
16 Als kinderen liefde, veiligheid en geborgenheid missen, zal dat in hun latere leven onmiskenbaar een impact hebben. Hoe moeten ze met hun gevoel van pijn en verdriet omgaan? Mogelijk is het een niet te benoe- men gevoel; pijn vertaalt zich dan in afwijkend gedrag. Pastorale zorg is juist dan geboden. 3. Kinderen zijn eetn spiegel Kinderen worden gerekend tot het geheel van de samenleving. Toen en nu. Toekomstig gevaar voor kinderen kan het gevolg zijn van zonden van ouders. ‘Ook doen hun kinderen en hun kindskinderen gelijk als hun vaders gedaan hebben, tot op dezen dag’ (2 Kon. 17:41b). Nehemia spreekt over een nageslacht dat de taal van heidenen en hun afgoden spreekt, maar de Joodse taal niet machtig is (Neh. 13:24). Het blijkt in elk geval dat opvoeding gevolgen heeft voor de kinderen. Er zijn talloze teksten die hierover spreken (bijvoorbeeld: Ex. 20:5; 34:7; Ps. 109:9, 10; Jes. 47:8, 9). Deze voorbeelden worden goed samengevat met hetgeen de Heere verklaart: ‘Dewijl gij de wet uws Gods vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergetena’ (Hos. 4:6b). Zelfs in het leven van de godvrezende priester Eli blijkt dat zijn zonen niet gaan in de voetstappen van hun vader. Eli heeft zijn zonen niet vermaand, terwijl hij wist dat zij zich vervloekt hadden gemaakt (1 Sam. 3:13). Gods Woord leert dat er zegen is op gehoorzaamheid (Deut. 4:40; Spr. 13:22; Jes. 59:21; Ez. 37:25). Boven dit uit spreekt de Heere, Die Zijn gena- de zal verheerlijken a(Hand. 2:39). 4. Geliefde kinderetn Hoewel ouders en kinderen aan de zonde onderworpen zijn, komen we in de Bijbel veel voorbeelden tegen dat kinderen door ouders wer- den geliefd en bemind. Zo zijn er gebeden van ouders om de kinderze- gen (Gen. 15:2, 3; 16:2; 1 Sam 1:27; 2:20), en lezen we van blijdschap na de geboorte (Luk. 1:66). Tevens wordt melding gemaakt van ouders die hun kinderen omringen met gaven (Matth. 7:11; 2 Kor. 12:14). We lezen over bezorgde ouders als hun kind stervende is (1 Kon. 17:12, 13; 2 Kon. 4:18-30; Mark. 5:39, 40; 7:30; Joh. 4:49). Jefta droeg leed over zijn dochter,
17 nadat hij een eed had gezworen waarvan de gevolgen ook haar betrof- fen (Richt. 11:34). Twee vrouwen ruziën over hun kind, waarvan de ene was gestorven en de andere nog leeft. Ze vroegen Salomo om raad (1 Kon. 3:18). Gods wet verbiedt ouders om kinderen voor te gaan op het spoor van afgoderij (Lev. 18:21; 20:2, 3). Zijn wet gebiedt bescherming van jongeren (Joz. 1:14). De Heeare Zelf zal hen besachermen (Ps. 72:4;a Hos. 11:10). Christus gebruikte kinderen om duidelijk te maken hoe het gaat in het Koninkrijk der hemelen. Hun ongekunsteld vertrouwen op bescher- ming en veiligheid wordt als voorbeeld gebruikt (Matth. 18:5; 19:13; Mark. 10:16; Luk. 9a:48; 13:34). De Joden beroemden zich erop ‘Abrahamskinderen’ te zijn, en dachten daarmee speciale vooarrechten te hebben a(Joh. 8: 39-41). Gods kinderen – daar horen ook kinderen en jongeren bij – zijn door God in Christus in het bijzonder geliefd (Joh. 1:13; 11:52). Johannes, de disci- pel die de Heere liefhad en ook wel apostel der liefde wordt genoemd, spreekt in zijn eerste algemene zendbrief acht keer over ‘kinderkens’ als hij gelovigen aanspreekt. De Bron waaruit dit vloeit is de Heere (Jer. 31:20). Zij die de Heere liefhebben, zullen dat laten blijken uit woorden en daden. Ze zijn geroepen om zich als onderdanen van de Heere te gedragen (Ef. 5:1, 8; Fil. 2:14a, 15; 1 Joh. 5:2). a Het mag duidelijk zijn dat de verhouding ouders en kinderen belangrijk is. Daarnaast staat gedrag nooit los van aanleg en de leefomstandig- heden waarin men opgroeit (gezin, school, kerk). De ontwrichting van- wege de zonde, de zondige gebrokenheid en de verleidingen van satan, stempelt ook het lichamelijk en psychisch welzijn van kinderen en jon- geren. Naast de gewone lichamelijke en psychische ontwikkeling, kun- nen vele vragen zich aandienen. Emotionele beschadigingen, van welke aard dan ook, komen ahelaas voor. Als we terugkeren naar de Bijbelse gegevens, valt het op hoeveel er over kinderen wordt gesproken. Naast de al genoemde zaken ontdekken we nog een drietal motieven, die ik in kaort bestek wil behanadelen. Jong-zijn – tijd vanJ verwachting en uitzJien Het eerste motief betreft de jeugd als periode van uitzien naar de toe-
18 komst. Jonge mensen hebben plannen en zijn vol verwachting. Jonge vrouwen rijpen tot vrouwen. Jongens groeien op tot mannen. Beiden voelen zich tot elkaar aangetrokken. Als wordt gesproken over vrouw van uw jeugd (‘Uw springader zij gezegend, en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd’; Spr. 5:18) wordt gedoeld op de tijd waarin de liefde helder heeft gebrand. Zonen van de jeugd (Ps. 127:4) schildert het prille gezinsleven vaol met passie tot heta opvoeden van kindearen. Lichamelijke kracht is een speciale eigenschap die bij deze leeftijd hoort. Een van de spreuken spreekt dat kracht een sieraad is van de jon- geren: ‘Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid’ (Spr. 20:29). Daniël en zijn vrienden worden geschetst als: ‘Jongelingen aan dewelke geen gebrek was, maar schoon van aan- gezicht, en vernuftig in alle wijsheid, en ervaren in wetenschap, en kloek van verstand, en in dewelke bekwaamheid was om te staan in des konings paleis’ (Dana. 1:4). Jesaja (40:30, 31) belooft dat voor degenen die de Heere verwachten, de kracht zal worden vernieuwd. In dat verband spreekt hij van jonge men- sen: ‘De jongen zullen moede en mat worden, en de jongelingen zullen gewisselijk vallen. ’ Dit zegt ons dat de fysiek meest krachtige en sterke leden van de samenleving kunnen bezwijken aan vermoeidheid. Maar ook in mentaal opzicht zijn kracht en sterkte betrekkelijk. Dan kunnen we denken aan jongeren met beperkingen, zoals autisme en ADHD; maar ook aan mishandealing en huiselijk gewaeld. Jong-zijn – tijd vanJ verkeerdheden Het tweede motief tekent de eigenzinnigheid van jongeren, waardoor hun jeugd verkeerd wordt doorgebracht. Ze doen dingen waarvan ze later spijt krijgen. Dit wordt samengevat met de uitdrukking zonden van mijn jeugd. David noemt dit in Psalm 25 ook: ‘Gedenk niet der zon- den mijner jonkheid, noch mijner overtredingen. ’ Job zegt iets derge- lijks: ‘Want Gij schrijft tegen mij bittere dingen, en Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid’ (Job 13:26). Tussen de regels door klinkt het contrast tussen levenswijsheid en verantwoordelijkheid aan de ene kant, en zorgeloos gedraag van de jongere aana de andere kant. Salomo was aan het begin van zijn koningschap afhankelijk van de Hee-
19 re: ‘Nu dan, Heere mijn God, Gij hebt Uw knecht koning gemaakt in de plaats van mijn vader David; en ik ben een klein jongeling, ik weet niet uit te gaan noch in te gaan’ (1 Kon. 3:7). Daartegenover staat Rehabeam die naar de wijsheid van de ouderen niet heeft geluisterd. Als jonge koning luisterde hij niet naar de raad van de oudsten, maar naar de roekeloosheid van de jongeren. ‘En hij sprak tot hen naar den raad der jongelingen, zeggende: Mijn vader heeft uw juk zwaar gemaakt, maar ik zal boven uw juk nog daartoe doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden’ (1 Kon. 12:6-14). Het gevolg was desastreus. Het koninkrijk dat onder David en Salomo nog een eenheid vormde, a scheurde. Een ander voorbeeld vinden we in Jesaja 3:4 en 5: ‘En Ik zal jongelin- gen stellen tot hun vorsten, en kinderen zullen over hen heersen. En het volk zal gedrongen worden; de een zal zijn tegen den ander, en een iegelijk tegen zijn naaste; de jongeling zal stout zijn tegen den oude, de verachte tegen den eerlaijke. ’ Dit triest soort gedrag wordt elders verbonden aan schaamte – ‘de schaamte uwer jonkheid’ (Jes. 54:4), rouw – ‘daartoe de jongelingen en ouden tezamen; want Ik zal hunlieder rouw in vrolijkheid veranderen’ (Jer. 31:13), en ontucht – zie Spreuken 7:5-27. Samengevat zegt Salomo in Prediker 11:10 ‘Zo doe dan de toornigheid wijken van uw hart, en doe het kwade weg van uw vlees, want de jeugd en de jonkheid is ijdelheid. ’ In Gods Woord ziet ‘jongere’ op een periode van het leven die symbool staat voor iemands morele, geestelijke en sociale staat. Het voorbeeld hierbij is de jongste zoon uit de gelijkenis (Luk. 15:11-32). Deze jongste zoon dorst naar grootsheid, een losbandig (seksueel) leven, het door- breken van taboes, en het uitbannen van terughoudendheid. Hij ver- laat het huis, het veilige leven naar Gods Woord, en verruilt dit voor een avontuurlijk leven ‘ver weg’. Jong-zijn – tijd vanJ ‘vreze des Heeren’ Het derde motief is, in tegenstelling tot het tweede, positief. Obadja sprak: ‘Ik, uw knecht, nu vrees den Heere van mijn jonkheid af. ’ In som- mige gevallen wordt het jong-zijn in de Bijbel gebruikt als voorbeeld van een leven in de vreze des Heeren, dat als volwassene wordt voort-
20 gezet. Een goed voorbeeld hiervan is het gebruik van de uitdrukking ‘mijn zoon’ in het boek Spreuken. Als de schrijver van Prediker zijn jonge lezers advies geeft om van de dood gespaard te blijven, spoort hij hen aan tot een leven in kennis van God als Schepper en Rechter. ‘Verblijd u, o jongeling, in uw jeugd, en laat uw hart u vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten en in de aan- schouwing uwer ogen; maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het geriacht’ (Pred. 11: 9). a De psalmist geeft de jeugd een advies met de woorden: ‘Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord’ (Ps. 119:9). De kanttekening bij ‘jongeling’ benadrukt dit ook: ‘Dat is, zijn weg alzo aanstellen dat hij recht en zuiver is. Hij spreekt uitdrukkelijk van een jongeling (hoewel dit alle mensen aangaat), omdat de jonge- lieden meest geneigd zijn zich te laten afleiden van den rechten weg, door de kwade bewegaingen des vleses. ’ Ook nieuwtestamentische teksten sporen jongeren aan om een voor- beeld van godsvrucht te zijn. Paulus spoort zijn geestelijke zoon Timo- theüs aan, die al in het dienstwerk werkzaam is: ‘Maar vlied de begeer- lijkheden der jonkheid, en jaag na rechtvaardigheid, geloof, liefde, vrede met degenen die den Heere aanroepen uit een rein hart’ (2 Tim. 2:22). En: ‘Niemand verachte uw jonkheid; maar zijt een voorbeeld der gelovigen in het woord, in wandel, in liefde, in den geest, in geloof, in reinheid’ (1 Tim. 4:12). Paulus vermaant Timotheüs om zich te hoeden voor de begeerlijkheden van de jeugd. Hoewel Timotheüs de Heere lief- had en wist wat het was om aan de wereld te sterven, vond Paulus het noodzakelijk hem te waarschuwen. Hij dacht niet: het lukt je toch niet om de lusten van het vlees te doden, daarom mag je wel ‘bij benade- ring’ leven. Nee, als we godzalig willen leven, is het belangrijk dat we ons vrijhouden van de zonden. Niet zoals een rijke jongeling of in een wettisch leven, alsof de mens zelf daartoe in staat is, maar uit liefde tot God. Christus zorgt er Zelf voor dat Zijn kinderen de zonde haten, ook als ze jong zijn. In zijn brief aan Titus geeft Paulus advies over de christelijke levens- wandel binnen een omgeving die daar haaks op staat: ‘Vermaan de jon- ge mannen insgelijks adat zij matig (voorzichtaig) zijn’ (Titus 2:6).
21 Als Bijbelschrijvers de jeugd ter sprake brengen, bedoelen ze doorgaans de tijd waarin een geschikt fundament wordt gelegd voor een dienend leven voor anderen. a Jongeren, ouders enJ ambtsdragers Nadat we bij bovenstaande drie motieven hebben stilgestaan, dringt de vraag zich op: hoe kunnen jongeren de Bijbelse weg gaan? In de inleiding is aangegeven dat de jonge mens geneigd is tot het kwade, de zaden in het hart draagt om van de Heere af te dwalen. Jongeren hebben onbeperkte mogelijkheden. Althans, zo lijkt het. Zij maken deel uit van een vriendengroep die nogal wat invloed uitoefent. Achter een façade van zekerheid is vaak onzekerheid verborgen. Dit is de natuur- lijke kant, de mens in zondena gevallen. Het tegenovergestelde is een leven van de jongere in lijn met Gods Woord en het wandelen naar Zijn geboden. Op het eerste gezicht lijkt het onmogelijk dat de ontdekkingsdrang van jongeren kan samen- gaan met de wijsheid zoals de Bijbel die bedoelt. Het Woord van God benoemt dit ook, maar wijst tevens naar het middel waardoor het leven veranderd, vernieuwd kaan worden. De Heere gebiedt ouders ook om jongeren voor te gaan in Zijn wegen. We lezen in Deuteronomium 6:6 en 7: ‘En deze woorden die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als agij opstaat. ’ De Heere spoort ouders en ambtsdragers aan om over Zijn wegen te spreken (Joz. 4:20-24; Ps. 77:13). Bij de Heere zijn uitkomsten (Jak. 1:5). Zijn genade reikt verder dan het dragelijk maken van zorgen. Het gaat de menselijke verlicahting te boven. Ambtsdragers worden geroepen met kinderen en jongeren te spreken en voor en met hen te bidden. ‘Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt gelijk een kindeken, die zal in hetzelve geenszins ingaan’ (Mark. 10:15). Het meest belangrijke is: ‘Gelijk zich een vader ontfermt over de kinde- ren, ontfermt Zich dae Heere over degenen die Haem vrezen’ (Ps. 103:13). Naar deze ontferming zal elk pastoraal gesprek met jongeren moeten wijzen. Ouders en ook ambtsdragers dienen met ‘twee woorden’ te
22 spreken. Gods Woord komt tot allen. Maar Zijn beloften worden vervuld aan hen die uit genade Gods kinderen worden. Want we gaan niet uit van veronderstelde wedergeboorte; evenmin gaan we uit van veron- dersteld geloof. Niet elke gedoopte is Gods kind. Het komt aan op de toepassing door Gods Woord en Gods Geest. Dat leidt tot vragen, waar- mee de hoorder op tere en voorzichtige wijze moet omgaan. Vragen als: hoe kan ik ooit Gods kind worden? Hoe komt een zondaar bij Christus? Zielenvragen, waarvoor ambtsdragers en ouders alleen als instrument kunnen worden gebruaikt. In Gods hand. Want Hem is het Koninkarijk.
Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
Is dit leesfragment niet goed zichtbaar of krijgt u een foutmelding te zien? Klik dan hier om het fragment opnieuw te laden. Wil je dit leesfragment later offline lezen? Geen probleem, je kunt hier klikken om het pdf bestand te downloaden.
J.H. Mauritz
J.H.Mauritz (1947) was als directeur verbonden aan de jeugdbond van de Gereformeerde Gemeenten en is nu directeur van de toerustingscursussen van de Cursus godsdienstonderwijs (CGO).
Deprecated: Bestand Thema zonder comments.php is sinds versie 3.0.0 verouderd en er is geen alternatief beschikbaar. Graag een comments.php template aan je thema toevoegen. in /home/boeken1q/affiliate/wp-includes/functions.php on line 5581
Geef een antwoord