Kijk, dat ben ik!
Voor meisjes van 10 tot 13 jaar
A. Teerds-Gertenbach & Petra Heezen
Als je volwassen wordt, verandert je lichaam. En dat niet alleen – je gaat je ook anders voelen. In dit boekje lees je hoe je met al die veranderingen om kunt gaan. Je leert je lichaam beter kennen en het belangrijkste is: je gaat zien dat God de mensen mooi en goed heeft geschapen….
Bestellen bij CLC
Beschikbaarheid:
Wilt u dit product bestellen, dan kan dat op clcnederland.com
Details:
9789058299192
67
Hardcover
€12,99
Beschrijving
Notice: Undefined property: WP_Error::$name in /home/boeken1q/affiliate/wp-content/themes/clcAffiliate/woocommerce/clc_wc_functions.php on line 468
Als je volwassen wordt, verandert je lichaam. En dat niet alleen – je gaat je ook anders voelen.
In dit boekje lees je hoe je met al die veranderingen om kunt gaan. Je leert je lichaam beter kennen en het belangrijkste is: je gaat zien dat God de mensen mooi en goed heeft geschapen. Ook jij mag zijn zoals je bent!
Kijk dat ben ik! is een boekje dat speciaal is geschreven voor meisjes van 10 tot 13 jaar. Naast dit deel voor meisjes is er ook een boekje voor jongens van dezelfde leeftijd.
Categorieën
Eigenschappen
9789058299192
01-04-2010
Nederlands
67
226
Hardcover
A. Teerds-Gertenbach, Petra Heezen
Aanbevelingen
Leesfragment
Inhoud Woord vooraf7 1. Wat een verschil! 9 2. Zelfstandiger worden 17 3. Je mag er zijn zoals je bent24 4. Van meisje tot vrouw 32 5. Van jongen tot man 41 6. Op weg naar het huwelijk49 7. Geboorte en groei 57 Kijk, dat ben ik! voor meisjes van 10 tot 13 jaar Teerds-Gertenbach, A. Illustraties: Heezen, Petra Eerder is dit boek verschenen onder isbn978-90-5030-391-0 (©1994-2008) isbn 978-90-5829-919-2 nur226 Boekverzorging: Buitenspel, Meppel © 2009 uitgeverij groen – heerenveen Alle rechten voorbehouden Uitgeverij Groen is onderdeel van Uitgeversgroep Jongbloed te Heerenveen www. jongbloed. com
Woord vooraf Dit is een bijzonder boekje. Het gaat namelijk over jou; hoe je groeit en verandert. Ook lees je over het huwe- lijk, over de groei van een kindje in de buik van de moeder en over de geboorte. Misschien weet je er al iets van. Maar hier, in dit boekje, wordt alles nog eens duidelijk uitgelegd. Natuurlijk zou je dit boekje alléén kunnen lezen, maar het is beter dat je vader of je moeder het ook leest. Dan kun je er daarna samen over praten. Dat is soms best moeilijk, want vaak schaam je je om iets over bijvoorbeeld je lichaam te vragen. Ook je ouders weten soms niet zo goed, hoe ze jou zullen vertellen over geboorte en groei. Misschien kan dit boekje wel helpen. Je Bijbel mag je daarbij niet dichtlaten, want daarin lees je juist over het wónder van de liefde tussen man en vrouw. Je leest over het ongeboren kind, waarvan de Heere al afweet. Heb je de geschiedenis van de schepping gelezen? Man en vrouw zijn allebei door de Heere gemaakt. Lees dan ook nog eens Psalm 139. David looft daarin de Heere. Hij zegt: ‘Wonderlijk zijn Uw werken!’ In diezelfde psalm staat ook, dat de Heere weet van je zitten en opstaan. Hij verstaat van verre jouw gedachten.
1 Wat een verschil! ‘Kijk mam, de foto’s zijn klaar!’ Evelien haalt de school- foto’s uit de envelop en moeder bekijkt ze aandachtig. Dan kijkt ze met een glimlach naar haar dochter. ‘Wat ben je al groot! Je staat er trouwens leuk op …’ ‘Gaat wel’, vindt Evelien. Na het theedrinken klimt ze de trap op naar haar kamer. Daar aan haar bureautje neemt ze de foto’s weer in haar handen en meteen kritische blik bekijkt ze zichzelf. Haar springerige haar, de kuiltjes in haar wangen, de sproetjes hier en daar … ‘Ben ik dit? ’ Zien de andere mensen mij zo? Vreemd eigenlijk, om zo naar mezelf te kijken. In gedachten staart Evelien voor zich uit. Zo bekijk jij misschien ook weleens een foto van jezelf. Zomaar ineens kunnen je dan verschillende dingen op- vallen, waar je vroeger nooit naar keek. ‘Wat jammer, dat m’n haar naar voren valt op de foto. O, wat zie je die puk- kel op m’n wang goed. Niet leuk, hoor. ’ Maar je ontdekt misschien ook aardige dingen. Je kunt ook wel tevreden naar jezelf kijken. ‘Die lichtblauwe trui staat me gelukkig goed’, denk je dan. Of: ‘Grappig eigenlijk, dat lachje om m’n mond. ’ Al kijkend naar jezelf kun je ineens ook tot de ontdekking komen, dat je de laatste jaren veranderd bent. Je schoolfoto van twee jaar geleden laat dat goed zien. Je legt de foto’s naast elkaar en je denkt: ‘Wat was ik toen nog klein! Echt een kind nog. ’ Je hoektanden 9 Ook jouw gedachten over je groeiende lichaam, over liefde, seksualiteit, huwelijk en geboorte. Juist daarover hoor je vaak zo lelijk spreken. Schutting- taal. Schuine moppen. Als je nog niets weet over deze dingen, zou je daardoor heel verkeerd kunnen gaan denken. Vergeet die taal van de straat maar. Lees dit boekje en praat erover en bedenk iedere keer opnieuw dat wij allen, meisjes en jongens, vrouwen en mannen, het werk zijn van Gods handen (Jesaja 64:8). Dan krijg je eerbied voor alles wat de Heere gaf: je lichaam, het huwelijk, de geboorte en de groei. Dat is dan ook de bedoeling van dit boekje.
1 Wat een verschil! ‘Kijk mam, de foto’s zijn klaar!’ Evelien haalt de school- foto’s uit de envelop en moeder bekijkt ze aandachtig. Dan kijkt ze met een glimlach naar haar dochter. ‘Wat ben je al groot! Je staat er trouwens leuk op …’ ‘Gaat wel’, vindt Evelien. Na het theedrinken klimt ze de trap op naar haar kamer. Daar aan haar bureautje neemt ze de foto’s weer in haar handen en meteen kritische blik bekijkt ze zichzelf. Haar springerige haar, de kuiltjes in haar wangen, de sproetjes hier en daar … ‘Ben ik dit? ’ Zien de andere mensen mij zo? Vreemd eigenlijk, om zo naar mezelf te kijken. In gedachten staart Evelien voor zich uit. Zo bekijk jij misschien ook weleens een foto van jezelf. Zomaar ineens kunnen je dan verschillende dingen op- vallen, waar je vroeger nooit naar keek. ‘Wat jammer, dat m’n haar naar voren valt op de foto. O, wat zie je die puk- kel op m’n wang goed. Niet leuk, hoor. ’ Maar je ontdekt misschien ook aardige dingen. Je kunt ook wel tevreden naar jezelf kijken. ‘Die lichtblauwe trui staat me gelukkig goed’, denk je dan. Of: ‘Grappig eigenlijk, dat lachje om m’n mond. ’ Al kijkend naar jezelf kun je ineens ook tot de ontdekking komen, dat je de laatste jaren veranderd bent. Je schoolfoto van twee jaar geleden laat dat goed zien. Je legt de foto’s naast elkaar en je denkt: ‘Wat was ik toen nog klein! Echt een kind nog. ’ Je hoektanden 9 Ook jouw gedachten over je groeiende lichaam, over liefde, seksualiteit, huwelijk en geboorte. Juist daarover hoor je vaak zo lelijk spreken. Schutting- taal. Schuine moppen. Als je nog niets weet over deze dingen, zou je daardoor heel verkeerd kunnen gaan denken. Vergeet die taal van de straat maar. Lees dit boekje en praat erover en bedenk iedere keer opnieuw dat wij allen, meisjes en jongens, vrouwen en mannen, het werk zijn van Gods handen (Jesaja 64:8). Dan krijg je eerbied voor alles wat de Heere gaf: je lichaam, het huwelijk, de geboorte en de groei. Dat is dan ook de bedoeling van dit boekje.
weefsel eronder. Hij bewaart je lichaamswarmte. Je lichaam droogt niet uit. Je huid beweegt mee met je armen en benen. Hij moet kunnen uitrekken en inkrim- pen. Stel je voor dat je huid niet elastisch was! Je zou je hoofd, je armen of je benen niet eens kunnen bewegen. Wonderlijk mooi Als je heel goed kijkt naar je huid, zie je allemaal ope- ningetjes zitten. Er zijn er wel ongeveer duizend op elke 11 waren misschien nog niet eens doorgekomen, je haar zat heel anders en wat een kinderachtige jurk had je toen aan. Wat een verschil! Foto’s van vroeger Pak er maar een fotoalbum bij en blader eens terug. Hier was je zes jaar, en daar vier. Een rond gezichtje, grote blauwe ogen, kleine melktandjes: echt een kleutertje. En je bladert nog verder terug in de tijd. Foto’s van een kindje in de zandbak, van een peutertje op moeders schoot, van een baby’tje in de wieg. Op foto’s van vroeger herken je jezelf niet meer. Je weet van die tijd ook niets meer af. Het is, dat je vader of moe- der, je oudere zus of broer erover vertelde. Daarom weet je verhalen uit je babytijd. En toch heb je ’t zelf mee- gemaakt, toch ben jij dat parmantige kind! Je groeide van baby naar peuter en van peuter naar kleu- ter. Je werd schoolkind en nu ben je toe aan de puber- teit. Eerst woog je zo’n zes pond. Nu weeg je misschien wel tien keer zo veel! Je was een baby van vijftig centi- meter. Nu ben je vast al meer dan een meter langer ge- worden. Je huid moest ook maar steeds meegroeien. Dat lijkt zo gewoon. Als je er over nadenkt, is dat een groot wonder. Die buitenkant van je lichaam moest steeds maar weer om je heen passen, want zonder huid kun je niet leven. Weet je dat die huid eigenlijk heel bijzonder is? Niemand kan namaken wat de huid allemaal voor jou doet. Het is immers niet zomaar een strak velletje, zo- als om de worst. Je huid beschermt het tere en gevoelige 10
weefsel eronder. Hij bewaart je lichaamswarmte. Je lichaam droogt niet uit. Je huid beweegt mee met je armen en benen. Hij moet kunnen uitrekken en inkrim- pen. Stel je voor dat je huid niet elastisch was! Je zou je hoofd, je armen of je benen niet eens kunnen bewegen. Wonderlijk mooi Als je heel goed kijkt naar je huid, zie je allemaal ope- ningetjes zitten. Er zijn er wel ongeveer duizend op elke 11 waren misschien nog niet eens doorgekomen, je haar zat heel anders en wat een kinderachtige jurk had je toen aan. Wat een verschil! Foto’s van vroeger Pak er maar een fotoalbum bij en blader eens terug. Hier was je zes jaar, en daar vier. Een rond gezichtje, grote blauwe ogen, kleine melktandjes: echt een kleutertje. En je bladert nog verder terug in de tijd. Foto’s van een kindje in de zandbak, van een peutertje op moeders schoot, van een baby’tje in de wieg. Op foto’s van vroeger herken je jezelf niet meer. Je weet van die tijd ook niets meer af. Het is, dat je vader of moe- der, je oudere zus of broer erover vertelde. Daarom weet je verhalen uit je babytijd. En toch heb je ’t zelf mee- gemaakt, toch ben jij dat parmantige kind! Je groeide van baby naar peuter en van peuter naar kleu- ter. Je werd schoolkind en nu ben je toe aan de puber- teit. Eerst woog je zo’n zes pond. Nu weeg je misschien wel tien keer zo veel! Je was een baby van vijftig centi- meter. Nu ben je vast al meer dan een meter langer ge- worden. Je huid moest ook maar steeds meegroeien. Dat lijkt zo gewoon. Als je er over nadenkt, is dat een groot wonder. Die buitenkant van je lichaam moest steeds maar weer om je heen passen, want zonder huid kun je niet leven. Weet je dat die huid eigenlijk heel bijzonder is? Niemand kan namaken wat de huid allemaal voor jou doet. Het is immers niet zomaar een strak velletje, zo- als om de worst. Je huid beschermt het tere en gevoelige 10
grote afstand. Grote dingen, kleine dingen. Een heel landschap, maar ook het vlindertje op een bloem. Je ziet de kleuren, donker en licht, in allerlei verschillende tin- ten. Je ziet de bladeren bewegen. Je volgt de vogel in de lucht. Als het licht wat fel is, knijp je als vanzelf je ogen wat dicht. Je pupillen, die zwarte balletjes in je ogen, worden heel klein. Zo kunnen er niet te veel lichtstralen in je ogen vallen. Is het schemerig? Dan gaan je pupillen juist wijd open, om ook maar het kleinste lichtstraaltje op te vangen. Zo kun je in het schemerdonker nog wat zien. Vol verwondering en bewondering mag je zo je lichaam bekijken. Je handen, die zo veel verschillend werk kunnen doen, je oren die het geluid om je heen opvangen, je … ja alles wat aan jou is, wekt eerbied. Eerbied voor jouw Schepper. Je bent uniek Er zijn heel veel mensen op de aarde. Wel zes en half mil- jard. Al die mensen zijn verschillend. Niemand op aarde is gelijk aan een ander. Sommige mensen lijken wel veel op elkaar. Jij lijkt misschien wel op je zus, of op een nichtje. Maar toch … je bent niet eender. Er is toch ver- schil. En al zou je nu jezelf kunnen vergelijken met al die miljarden mensen, je zou niemand vinden zoals jij bent. Je bent uniek. Tussen al die mensen ziet de Heere jou. Het is niet te begrijpen. Het is alleen te geloven. De Heere kent jou. Hij weet van jouw zitten en opstaan. Hij kent zelfs van ver jouw gedachten. Dat lezen we ook in Psalm 139. 13 vierkante centimeter. Door die openingetjes raken we bijvoorbeeld zweet kwijt. Weet je hoeveel? Wel ongeveer een liter per dag! Alles wat gebruikt wordt, slijt. Dat is ook zo met je huid. De buitenlaag schilfert eraf en daar- onder wordt steeds weer nieuwe huid gevormd. In heel je leven raak je door het afslijten wel twintig kilo huid- schilfers kwijt. Ongelooflijk! Er is nog meer te ontdekken. Kijk maar eens naar je vin- gertoppen. Allerlei lijntjes zie je lopen. Wat een mooi patroontje heb je daar; heel regelmatig staan de lijntjes naast elkaar. Ze vormen bijvoorbeeld een prachtige boog. Je kunt dat goed zien, als je een vingerafdruk maakt. Met je vinger druk je op een stempelkussen en daarna op een wit velletje papier. Weet je wat nu zo bij- zonder is? Bekijk de vingerafdrukken maar eens van je vader, je moeder, je broers of zussen, je vrienden en vriendinnen. Je ontdekt, dat alle vingerafdrukken ver- schillend zijn. Niemand heeft dezelfde als jij. Ze kunnen er op lijken en toch … Nee, die lijntjes lopen toch anders. De politie maakt daar gebruik van. Dat weet je misschien wel. Als een inbreker een deurknop of iets dergelijks heeft beetgepakt, kun je zijn vingerafdrukken daarop vinden. De politie laat vingerafdrukken maken van ver- dachte personen. Ze kunnen dan gaan vergelijken. Vin- den ze dezelfde patroontjes, dan weten ze wie de inbraak gepleegd heeft. Want … er zijn geen twee mensen met precies dezelfde vingerafdrukken. Niet alleen je huid is een wonder van Gods schepping. Je ogen doen ook onbegrijpelijk werk. Hoe kan het dat je van alles om je heen ziet? Dingen vlakbij, dingen op 12
grote afstand. Grote dingen, kleine dingen. Een heel landschap, maar ook het vlindertje op een bloem. Je ziet de kleuren, donker en licht, in allerlei verschillende tin- ten. Je ziet de bladeren bewegen. Je volgt de vogel in de lucht. Als het licht wat fel is, knijp je als vanzelf je ogen wat dicht. Je pupillen, die zwarte balletjes in je ogen, worden heel klein. Zo kunnen er niet te veel lichtstralen in je ogen vallen. Is het schemerig? Dan gaan je pupillen juist wijd open, om ook maar het kleinste lichtstraaltje op te vangen. Zo kun je in het schemerdonker nog wat zien. Vol verwondering en bewondering mag je zo je lichaam bekijken. Je handen, die zo veel verschillend werk kunnen doen, je oren die het geluid om je heen opvangen, je … ja alles wat aan jou is, wekt eerbied. Eerbied voor jouw Schepper. Je bent uniek Er zijn heel veel mensen op de aarde. Wel zes en half mil- jard. Al die mensen zijn verschillend. Niemand op aarde is gelijk aan een ander. Sommige mensen lijken wel veel op elkaar. Jij lijkt misschien wel op je zus, of op een nichtje. Maar toch … je bent niet eender. Er is toch ver- schil. En al zou je nu jezelf kunnen vergelijken met al die miljarden mensen, je zou niemand vinden zoals jij bent. Je bent uniek. Tussen al die mensen ziet de Heere jou. Het is niet te begrijpen. Het is alleen te geloven. De Heere kent jou. Hij weet van jouw zitten en opstaan. Hij kent zelfs van ver jouw gedachten. Dat lezen we ook in Psalm 139. 13 vierkante centimeter. Door die openingetjes raken we bijvoorbeeld zweet kwijt. Weet je hoeveel? Wel ongeveer een liter per dag! Alles wat gebruikt wordt, slijt. Dat is ook zo met je huid. De buitenlaag schilfert eraf en daar- onder wordt steeds weer nieuwe huid gevormd. In heel je leven raak je door het afslijten wel twintig kilo huid- schilfers kwijt. Ongelooflijk! Er is nog meer te ontdekken. Kijk maar eens naar je vin- gertoppen. Allerlei lijntjes zie je lopen. Wat een mooi patroontje heb je daar; heel regelmatig staan de lijntjes naast elkaar. Ze vormen bijvoorbeeld een prachtige boog. Je kunt dat goed zien, als je een vingerafdruk maakt. Met je vinger druk je op een stempelkussen en daarna op een wit velletje papier. Weet je wat nu zo bij- zonder is? Bekijk de vingerafdrukken maar eens van je vader, je moeder, je broers of zussen, je vrienden en vriendinnen. Je ontdekt, dat alle vingerafdrukken ver- schillend zijn. Niemand heeft dezelfde als jij. Ze kunnen er op lijken en toch … Nee, die lijntjes lopen toch anders. De politie maakt daar gebruik van. Dat weet je misschien wel. Als een inbreker een deurknop of iets dergelijks heeft beetgepakt, kun je zijn vingerafdrukken daarop vinden. De politie laat vingerafdrukken maken van ver- dachte personen. Ze kunnen dan gaan vergelijken. Vin- den ze dezelfde patroontjes, dan weten ze wie de inbraak gepleegd heeft. Want … er zijn geen twee mensen met precies dezelfde vingerafdrukken. Niet alleen je huid is een wonder van Gods schepping. Je ogen doen ook onbegrijpelijk werk. Hoe kan het dat je van alles om je heen ziet? Dingen vlakbij, dingen op 12
wilt kammen, maakt je moeder er opmerkingen over. Soms mopper je: ‘Ik ben toch geen klein kind meer!’ Nee, klein ben je niet meer. Maar je bent ook nog lang niet volwassen. Je weet wel, dat jouw vader en moeder voor jou zorgen. Je voelt ook best, dat je naar ze luiste- ren moet. Maar je wilt daar niet altijd eerlijk voor uitko- men. Je wilt graag je eigen zin doen … Al mopperend trek je je dan terug in je eigen kamertje. En je valt neer op je bed. Even alleen zijn. Dat doe je trou- wens ook graag met je vriendinnen. Samen kletsen, samen giechelen … Je hebt misschien wel een eigen bureautje, of een eigen kastje. Want als je groter wordt wil je ook graag iets van jezelf hebben. Schrijf je in een dagboek? Nou, dat laat je niet zo graag aan anderen lezen. Je bergt dat zorgvuldig op in je bureaula of in je kast. Misschien heb je wel eens een gedichtje gemaakt of 15 Ouder worden Je bent groter aan het worden. Je bent aan het verande- ren. Soms heb je dat zelf niet eens zo in de gaten. Maar als je tante op bezoek komt, roept ze vol verbazing uit: ‘Nee maar, wat ben jij groot geworden!’ Natuurlijk is het fijn dat je ouder wordt. Je wilt niet graag altijd kind blij- ven. In je fotoalbum zie je de geschiedenis van jezelf. Van vroeger tot nu toe. Je ziet jezelf al groter worden, ver- anderen. Van klein meisje groei je zo naar jonge vrouw. Je bent nu een jaar of tien, twaalf. Het groeien en veran- deren is nog lang niet afgelopen. Hoe zal het zijn, als je het beleven mag, over een jaar of twee? Hoe zul je er dan uitzien? Zul je dan weer veranderd zijn? Zeg je dan van de foto van nu: ‘Wat was ik toen nog een kind’? Het den- ken over de toekomst kan je misschien ook wel een beetje bang, wat onzeker maken. Je weet immers niet precies wat je te wachten staat. Je weet wel dat er heel veel verandert in de jaren waarin je groeit van meisje tot vrouw. Het zijn de jaren van volwassen worden, waar je nu voor staat, of waar je langzamerhand in groeit en waar sommigen wellicht ook al midden in zitten. Je moe- der heeft misschien al eens over allerlei veranderingen verteld, zodat het niet helemaal vreemd voor je is. Je merkt aan steeds meer dingen dat je ouder wordt. Je kiest vaak al zelf uit welke kleren je zult aantrekken. Je beslist mee, als je met je moeder of vader een nieuw jack gaat kopen. Soms merk je dat jouw smaak niet helemaal hetzelfde meer is als die van je ouders. Die bloemetjes- rok bijvoorbeeld, waar jij weg van bent, vindt jouw moe- der je helemaal niet staan. En als je je haar achterover 14
wilt kammen, maakt je moeder er opmerkingen over. Soms mopper je: ‘Ik ben toch geen klein kind meer!’ Nee, klein ben je niet meer. Maar je bent ook nog lang niet volwassen. Je weet wel, dat jouw vader en moeder voor jou zorgen. Je voelt ook best, dat je naar ze luiste- ren moet. Maar je wilt daar niet altijd eerlijk voor uitko- men. Je wilt graag je eigen zin doen … Al mopperend trek je je dan terug in je eigen kamertje. En je valt neer op je bed. Even alleen zijn. Dat doe je trou- wens ook graag met je vriendinnen. Samen kletsen, samen giechelen … Je hebt misschien wel een eigen bureautje, of een eigen kastje. Want als je groter wordt wil je ook graag iets van jezelf hebben. Schrijf je in een dagboek? Nou, dat laat je niet zo graag aan anderen lezen. Je bergt dat zorgvuldig op in je bureaula of in je kast. Misschien heb je wel eens een gedichtje gemaakt of 15 Ouder worden Je bent groter aan het worden. Je bent aan het verande- ren. Soms heb je dat zelf niet eens zo in de gaten. Maar als je tante op bezoek komt, roept ze vol verbazing uit: ‘Nee maar, wat ben jij groot geworden!’ Natuurlijk is het fijn dat je ouder wordt. Je wilt niet graag altijd kind blij- ven. In je fotoalbum zie je de geschiedenis van jezelf. Van vroeger tot nu toe. Je ziet jezelf al groter worden, ver- anderen. Van klein meisje groei je zo naar jonge vrouw. Je bent nu een jaar of tien, twaalf. Het groeien en veran- deren is nog lang niet afgelopen. Hoe zal het zijn, als je het beleven mag, over een jaar of twee? Hoe zul je er dan uitzien? Zul je dan weer veranderd zijn? Zeg je dan van de foto van nu: ‘Wat was ik toen nog een kind’? Het den- ken over de toekomst kan je misschien ook wel een beetje bang, wat onzeker maken. Je weet immers niet precies wat je te wachten staat. Je weet wel dat er heel veel verandert in de jaren waarin je groeit van meisje tot vrouw. Het zijn de jaren van volwassen worden, waar je nu voor staat, of waar je langzamerhand in groeit en waar sommigen wellicht ook al midden in zitten. Je moe- der heeft misschien al eens over allerlei veranderingen verteld, zodat het niet helemaal vreemd voor je is. Je merkt aan steeds meer dingen dat je ouder wordt. Je kiest vaak al zelf uit welke kleren je zult aantrekken. Je beslist mee, als je met je moeder of vader een nieuw jack gaat kopen. Soms merk je dat jouw smaak niet helemaal hetzelfde meer is als die van je ouders. Die bloemetjes- rok bijvoorbeeld, waar jij weg van bent, vindt jouw moe- der je helemaal niet staan. En als je je haar achterover 14
2Zelfstandiger worden ‘Oei, ik ben er stijf van!’ Moeizaam klautert Evelien achter uit de auto. ‘Wat woont oma toch ver weg …’ Met haar armen in de lucht rekt ze zich uit. Heerlijk, dat ze er zijn. En ze blijven heel de dag. Oma staat al op de uitkijk. Ha, daar is de auto! Blij doet ze de deur open en Evelien is de eerste die oma om de hals vliegt. Als ze allemaal binnen zijn en oma de koffie heeft ingeschonken, zegt ze: ‘Evelien, wat ben jij toch gegroeid! En ik vind je ook veranderd. ’t Was net of ik je moeder zag. ’k Moest direct aan vroeger denken. ’ Evelien kijkt verbaasd. ‘Lijk ik op mama? ’ ‘Ja- zeker, kind. Niet alleen je krullen en de kuiltjes in je wangen. Maar je rekte je zo heerlijk uit. Dat kon je moeder precies hetzelfde doen. En weet je wat me al eens eerder is opgevallen? Je stem! Toen je laatst de telefoon opnam, leek het wel of ik je moederaan de lijn had. ’ Lachend kijkt Evelien haar oma aan. Is tegen jou ook wel eens gezegd: ‘Je kunt wel zien, van wie jij er een bent’? Je gaat bijvoorbeeld ná de basisschool naar een andere school. Je broer (of je zus) zit daar al een paar jaar. Aan het begin van de les zegt een leraar of lerares: ‘Evelien Jansen … Zeker een zusje van Theo? ’ Ja, dat klopt. Maar hoe kunnen ze dat nu zien? Zelf heb je helemaal niet het idee dat je lijkt op je familie. Je broer heeft donker haar en jij blond. Hij heeft bruine ogen en jij blauwe. Toch is het niet vreemd dat anderen in jou iets 17 een verhaaltje geschreven. Anderen hebben daar niets mee te maken. Fijn, als je dan een plekje hebt om er je eigen dingen in op te bergen. Vroeger had je daar alle- maal niet zo’n erg in. Zie je wel, dat je langzamerhand ouder wordt? 16
Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
Is dit leesfragment niet goed zichtbaar of krijgt u een foutmelding te zien? Klik dan hier om het fragment opnieuw te laden. Wil je dit leesfragment later offline lezen? Geen probleem, je kunt hier klikken om het pdf bestand te downloaden.
Deprecated: Bestand Thema zonder comments.php is sinds versie 3.0.0 verouderd en er is geen alternatief beschikbaar. Graag een comments.php template aan je thema toevoegen. in /home/boeken1q/affiliate/wp-includes/functions.php on line 5581
Geef een antwoord