Het zwaard van de woestijn
De slag om de kibboets Yad Mordechai
Margaret Larkinen
Naar aanleiding van het 70-jarig bestaan van de staat Israël. Het waargebeurde verhaal van honderd Joodse boeren die in 1948 tweeduizend Egyptische soldaten tegenhielden. Bracha was net zo bang als iedereen, maar ze liep rustig door het gangpad langs de twee rijen planken. ‘Rustig!…
Bestellen bij CLC
Beschikbaarheid:
Wilt u dit product bestellen, dan kan dat op clcnederland.com
Details:
9789033128998
256
Paperback
€18,50
Beschrijving
Notice: Undefined property: WP_Error::$name in /home/boeken1q/affiliate/wp-content/themes/clcAffiliate/woocommerce/clc_wc_functions.php on line 468
Naar aanleiding van het 70-jarig bestaan van de staat Israël. Het waargebeurde verhaal van honderd Joodse boeren die in 1948 tweeduizend Egyptische soldaten tegenhielden.
Bracha was net zo bang als iedereen, maar ze liep rustig door het gangpad langs de twee rijen planken. ‘Rustig! De schuilkelder houdt het!’ Een hysterisch meisje kreeg een klap. Een ander kreeg een moederlijke knuffel. Iedereen dacht: Zal de volgende ons treffen? Zal ik, na alle ellende van Bergen-Belsen, hier in dit hol sterven?
In mei 1948 vielen vijf Arabische landen de nieuwe staat Israël binnen. De Joden vochten als leeuwen. In het zuiden wisten zo’n honderd Joodse boeren en boerinnen de Egyptische troepen bijna een week lang tegen te houden. Hun kibboets werd aan puin geschoten, maar de strijders – voor een deel overlevenden van de Holocaust – hadden geen keus. Het was vechten voor hun leven.
Margaret Larkin (1899-1967), journalist, beschreef het gevecht om kibboets Yad Mordechai. Sandor van Leeuwen (1979) vertaalde en bewerkte haar verhaal. Hij kreeg zijn journalistieke en redactionele ervaring bij het Reformatorisch Dagblad en als eindredacteur van Daniël. Nu is hij docent in het voortgezet onderwijs.
Categorieën
Eigenschappen
9789033128998
07-05-2018
Nederlands
256
680
Paperback
Margaret Larkinen
Leesfragment
2 Wij moeten ons brood met gevaar onzes levens halen, vanwege het zwaard der woestijn. —Klaagliederen 5:9 Vertaling en bewerking door Sandor van Leeuwen van: Margaret Larkin, The six days of Yad Mordechai (Tel Aviv 1965). Copyright © 1965 Yad Mordechai Museum Nederlandse editie © 2018 Uitgeverij Den Hertog B. V. , Houten. ISBN 978 90 331 2899 8 www. uitgeverijdenhertog. nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
4
5 Inhoud W oord vooraf – 7 P roloog – 9 1. D e kibboets – 12 2. D e oorlog – 21 3. D e groei – 33 4. D e naam – 43 5. H et konvooi – 55 6. D e vluchtelingen – 72 7. D e vooravond – 93 8. H et bombardement – 103 9. 19 mei 1948, 06:00 – 07:00 łuur – 112 10. 19 mei 1948, 07:00 – 10:00 łuur – 122 11. 19 mei 1948, 10:00 – 15:00 łuur – 132 12. 19 mei 1948, 15:00 – 23:59 łuur – 144 13. 20 mei 1948, 06:00 – 11:00 łuur – 160 14. 20 mei 1948, 08:00 – 16:00 łuur – 172
6 15. 20 mei 1948, 15:00 – 23:59 łuur – 183 16. 21 en 22 mei 1948 – 194 17. 23 mei 1948, 07:00 – 09:00 łuur – 208 18. 23 mei 1948, 09:00 – 12:00 łuur – 217 19. 23 mei 1948, 12:00 – 20:00 łuur – 223 20. D e beslissing – 230 21. D e terugtocht – 241 22. D e terugkeer – 251 Woordenlijst – 254
7 Woord vooraf Yad Mordechai is een prachtige kibboets met nota bene Hollandse koeien. Een lust voor het oog. Tijdens mijn bezoek aan de kibboets in het voorjaar van 2016 raakten mij niet alleen die vertrouwde koeienkoppen en prachtige paars bloeiende bomen, maar ook de felgele bloemen aan een cactus naast het monument ter herdenking aan de strijd in 1948. Schitterend, maar met een scherpe kant. Wie de geschiedenis van deze kibboets leest, zal het beeld begrijpen. I n de museumwinkel op het kibboetsterrein kocht ik het boek The six days of Yad Mordechai. Het verhaal dat de gids in het muse- um vertelde over de wanhopige strijd van Joodse boeren tegen een Egyptische brigade maakte mij nieuwsgierig. Het boek, dat ruim vijftig jaar geleden verscheen, bleek hier en daar wat ouderwets van stijl, maar bevatte een verhaal dat klonk als een klok. O m die reden ben ik begonnen met het vertalen van het boek. Al snel bleek dat vertalen niet voldoende was. Sommige begrip- pen die voor Israëli’s zonneklaar zijn, zijn onbegrijpelijk voor Nederlanders. Historische namen, plaatsen en gebeurtenissen vroegen om extra uitleg. Alinea’s waarin de schrijver uitweidde over haar ontmoetingen met de hoofdrolspelers waren niet meer van deze tijd. Om die reden is het boek meer dan een vertaling: er zijn zinnen weggelaten, toegevoegd en veranderd. M aar het verhaal van Yad Mordechai is het vertellen waard. Omdat het een verhaal is van hoop. Een verhaal van moed. Kibboets Yad Mordechai ligt in de Negev-woestijn, ongeveer anderhalve kilometer ten noorden van de Gazastrook. Die ligging
8 zou het terrein in een slagveld veranderen. Omdat de nederzetting langs de hoofdweg richting Tel Aviv ligt, kreeg Yad Mordechai tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog in 1948 als eerste te maken met het binnenvallende Egyptische leger. T egen de achtergrond van de hele geschiedenis van deze oorlog, lijken de gebeurtenissen rond de kibboets misschien kleine scher- mutselingen. In andere plaatsen vochten méér mensen. Andere nederzettingen werden langer belegerd. Andere gevechten in die korte en verschrikkelijke oorlog werden even heldhaftig gevoch- ten. Maar, ook al werd het belang van de verdediging van Yad Mordechai in die tijd nog niet begrepen, de militaire en politieke betekenis van de strijd was groot. D e nederzetting werd op 19 en 20 mei 1948 meerdere malen aangevallen door Egyptische troepen, maar die konden de kib- boets niet innemen. Op 23 mei lanceerden de Egyptenaren een laatste aanval, waarbij zij erin slaagden een deel van Yad Mordechai te veroveren, waarna de Israëlische verdedigers zich terugtrokken. Yad Mordechai viel uiteindelijk op 24 mei in Egyptische handen na een urenlang bombardement op de ontruimde kibboets. D e titel van dit boek is ontleend aan Klaagliederen 5:9. De tekst typeert de situatie waarin de boeren van Yad Mordechai zich bevonden. Wie nu door de kibboets loopt, kan zich niet voorstellen dat daar zo hard gevochten is. De sfeer is zo zoet als de honing waar de kibboets vandaag de dag beroemd om is. Maar de gevallen watertoren laat er geen twijfel over bestaan: hier vlogen Egyptische granaten in het rond. En wie de trappen bij het monument af loopt, ziet in de verte luchtballonnen hangen. Vanuit die ballonnen monitort het Israëlische leger de nabijgele- gen Gazastrook. Zeventig jaar na de stichting van de staat Israël hangt er nog steeds een zwaard boven de woestijn. Sandor van Leeuwen
9 Proloog In de kleine schuilkelder was het benauwd. Te veel mensen zaten in de te kleine ruimte gepropt. De zure lucht van zweet en de roestige geur van bloed bedierven de atmosfeer. De stemming was bedrukt. Het zag er niet goed uit voor de bewoners van de kibboets. Twee dagen lang hadden ze gevochten tegen het Egyptische leger. Keer op keer hadden ze de aanvallers afgeslagen. Een derde van de verdedigers was zwaargewond of gedood. De voorraad munitie was flink geslonken. Machinegeweren waren uitgeschakeld, een mortier was geraakt en dus onbruikbaar. Huizen en schuren waren zwaar beschadigd of zelfs helemaal verwoest. W at een vergadering van het Verdedigingscomité moest wor- den, was op een algemene discussie over de hopeloosheid van de situatie uitgelopen. Iedereen wilde z’n zegje doen, zoals de bewoners van de kibboets dat altijd gewend waren geweest. ‘Ik vind . . . ’ begon iemand. ‘I k heb de koeien doodgeschoten, ’ klonk het opeens boven al het geroezemoes uit. ‘Ik heb alle dieren doodgeschoten! Ik kon er niet meer tegen om die dieren te zien lijden. We gaan er allemaal aan! Waarom zouden die dieren moeten lijden? ’ V erbaasd draaide iedereen in de kelder zich naar de ingang. ‘E n ik heb een van de muilezels neergeschoten. Ik heb de koeien doodgeschoten. ’ Met zijn geweer in zijn hand drong Nach- man zich tussen de mensen door. Voor zover dat mogelijk was in de kleine ruimte, weken mensen achteruit. ‘Ik heb ze allemaal neergeschoten. Ik heb Atziel gevonden. Hij leefde nog. Ik heb
10 Atziel neergeschoten, ’ krijste de man. Z’n broek en overhemd waren ooit beige en wit geweest. Nu overheersten bruine vlek- ken, zwarte strepen en rode spetters. Het meest opvallend echter waren niet zijn vuile kleren, maar zijn starende ogen. Alex B iber deed een stap naar voren. ‘Ga naar beneden en ga slapen, ’ zei hij bijna fluisterend. I emand pakte Nachman bij zijn arm en trok hem zachtjes mee. De stilte in de schuilkelder was om te snijden. ‘ We moeten ons overgeven, ’ riep opeens een man. Zijn stem klonk schril. ‘Hoe kunnen wij met zo weinig mensen het hele Egyptische leger tegenhouden? We maken geen schijn van kans. Waarom zouden we hier sterven? Ik zeg dat wij ons moeten over- geven!’ ‘ Als we ons gevangen geven, kunnen we misschien overleven om voor onze kinderen te zorgen, ’ stemde een vrouw in. E r klonk gesnik vanuit een hoek. ‘Ik zal me nooit overgeven, ’ huilde Dov Livni. De jongen zat op de grond, met z’n rug tegen de muur. Om zijn hoofd zat een bebloed verband. Z’n gezicht was vies, maar zijn betraande ogen keken fel. De granaatscherf die zijn hoofd had geraakt, had zijn vechtlust niet verminderd. ‘Morgen ben ik weer de oude. Ik zal vechten tot het eind!’ O pnieuw was het Alex die het woord nam. ‘Jullie weten alle- maal wat er een week geleden gebeurd is. De vrienden van Kfar Etzion wilden zich ook overgeven, nadat zij waren belegerd door het Arabische Legioen. Zij konden niet anders. De meeste mannen waren gesneuveld en de tanks van het Legioen waren de kibboets al binnengedrongen. Toen zij zich overgaven, werden zij op een rij gezet. Iemand maakte foto’s van ze. En daarna . . . ’ Alex haalde diep adem, ‘. . . werden ze als honden neergeschoten. Slechts drie mannen overleefden de slachtpartij. ’ H ij zuchtte. De vergelijking tussen Kfar Etzion, in de buurt van Jeruzalem, en Yad Mordechai, hier in de Negev-woestijn,
11 lag voor de hand. Zouden de bewoners van deze kibboets, die zich met hand en tand tegen het Egyptische leger hadden verzet, beter behandeld worden dan hun kameraden die stand hadden gehouden tegen het Jordaanse legioen? ‘ Vannacht komt er een peloton om ons te helpen. ’ E r werd nog wat geprotesteerd tot Shamay Wasser binnen- kwam. Hij zorgde als radiotelegrafist niet alleen voor het contact van de kibboets met de buitenwereld, maar luisterde ook het Egyptische radioverkeer af. ‘Het Egyptische hoofdkwartier brengt verslag uit aan Caïro, ’ meldde hij. ‘Ze zeggen dat ze tweehonderd slachtoffers hebben en dat het onmogelijk is om deze plaats in te nemen. Ze vragen om versterkingen. ’
12 hoofdstuk 1 De kibboets In het westen glansde de Middellandse Zee helderblauw. De witte schuimkoppen waarmee de golven tegen de kust sloegen, leken op de tenten die uit het kustlandschap omhoog staken. Mitzpe Ha’yam, ‘Zeezicht’ heette de nederzetting, die meer weg had van een indianendorp dan van een boerderij. De tenten waren langs de kust van Middellandse Zee in de buurt van Netanja neergezet door twee groepen Joodse jongeren uit Polen, leden van de Has- homer Hatzair. De ene groep kwam uit de Poolse regio Silezië; de andere groep uit de provincie Galicië. Omdat veel leden nog in opleidingskampen in Polen wachtten om te kunnen emigreren, begonnen de twee groepen in Palestina samen te werken. Als zionisten geloofden de ze pioniers van de Hashomer Hat- zair – Hebreeuws voor ‘de Jonge Garde’ – in de bevrijding van de Joodse jeugd door emigratie naar Palestina. Als socialisten hadden zij ideeën over hoe die staat eruit moest zien. Hun ideaal was het stichten van een kibboets: een boerderij waar mannen en vrouwen samen eigenaar waren, alles deelden, samenwerkten en het land ontwikkelden. I n de tenten van kibboets Mitzpe Ha’yam werd pijn en honger geleden. Overdag brandde de zon op de tenten, ’s nachts blies de koude wind door het doek. Geld voor stenen of houten huizen was er niet. Een leegstaand sinaasappelpakhuis diende als eetzaal. Het enige werk dat de pioniers konden krijgen, was in de sinaas- appelboomgaarden. De mannen plukten het fruit en de vrouwen
13 zaten op de grond en sorteerden de oogst. Meestal werd dat werk door Arabieren gedaan; het salaris was laag. Mannen kregen 20 grush per dag, een vijfde van een Brits pond, en vrouwen kregen 17, 5 grush per dag. Eén grush was tijdens het Britse mandaat over Palestina één honderdste van een pond. Vijf dagen werken leverde de pioniers dus één pond op. D e pioniers onthielden zich van voedsel om geld te sparen voor gereedschap, dieren, meststoffen en alles wat ze nodig had- den om hun vier hectare grond te ontwikkelen. Zij gaven zichzelf een voedselbudget van 3, 2 grush per dag. ‘Eten zorgt ervoor dat we arm zijn, ’ grapte een van hen. ‘Smeer net genoeg boter op het brood dat het glanst, ’ zei Lea Gross, de kok, tegen haar helpers. Vlees was duur en stond daarom maar één keer per maand op het menu. En dat was dan ‘vies vlees’, slachtafval. Aan de andere kant was fruit goedkoop: Lea zette zo vaak fruit voor dat de mannen mopperden dat de naam van de nederzetting beter kon worden veranderd in ‘Kibboets Fruitsoep’. De begroting liet de luxe van een heel ei per persoon niet toe. Daarom werden eieren hardge- kookt of geroerd, zodat ze konden worden gedeeld. H et beperkte dieet zorgde voor gezondheidsproblemen bij de jongeren van een jaar of twintig die tien uur per dag in de hete zon werkten. Veel pioniers kregen grote zweren, maar zij begre- pen niet dat ondervoeding bijdroeg aan deze ziekte. Ze leden aan zonnesteken en dysenterie. Tandrot was een ander probleem: het slechte dieet en het gebrek aan geld voor een tandartsbezoek verwoestten hun tanden. Soms leek het erop dat ze nooit zouden wennen aan het klimaat, het leven en werken in het hete zand van Netanja. Maar ze bleven volhouden, want ze hadden geen vierduizend kilometer of meer gereisd en hadden niet zoveel geleden om het nu op te geven. Dina Gutman, de voorzitter van de Werkcommissie, was voort-
14 durend op zoek naar beter betaalde banen. Toen er een nieuwe weg werd gebouwd tussen Tel Aviv en Haifa, stelde zij voor dat een aantal kibboetsbewoners daar zouden gaan werken. Het was hard werk, vies werk om rotsen te breken en asfalt te leggen, maar mannen en vrouwen meldden zich vrijwillig aan. Andere meisjes gingen van huis naar huis als schoonmakers; sommigen kregen banen in een wasserette of werden naaister. Weer anderen maakten houten spijkers en kregen per stuk betaald. Omdat er nauwelijks hout was in Palestina, konden bouwers het zich niet veroorloven oude planken en balken weg te gooien en werd het hout tot de laatste splinter gebruikt. Langzaam begonnen de leden nieuwe beroepen te leren. Som- mige van de mannen werden deskundige bakkers en uiteindelijk werd een coöperatieve bakkerij in Netanja opgericht. Heel wat mannen werden bouwvakker. ‘ Toen we in Netanja aankwamen, was het een stad van hout. Nu is het een stad van beton, ’ grapte Tuvia Reich tegen een nieuwkomer in de kibboets. Hij had geholpen het gemeentehuis, de bioscoop, de kantoorgebouwen en de woningen te bouwen. O ndertussen begonnen de pioniers naast de tenten een kleine boerderij op te bouwen. Ze plantten een groentetuin en begon- nen kippen, koeien en bijen te houden. Fania Peretz had in Polen geleerd hoe zij moest tuinieren en verfraaide de kibboets met groen. Tussen het zand van de woestijn glansde het groen van lanen, gazons en struiken. D e tenten van de kibboets maakten langzaam plaats voor gebouwen. Voor de mannen en vrouwen van de kibboets was het een hele klus om het materiaal op de juiste plaats te krijgen. Vrachtverkeer langs de zeekust was vrijwel onmogelijk. Bovendien moest het werk ’s nachts gebeuren, omdat overdag het gewone werk werd gedaan. Vanaf de weg vormden de mannen en vrou- wen een menselijke ketting. Eén man stond op de weg met een
15 lamp. Hij gaf een plank aan de volgende man of vrouw, die de plank doorgaf aan de volgende man of vrouw. Vaak sleepten de bewoners tot na middernacht met de materialen die zij nodig hadden voor de volgende nacht werk. T en slotte zorgde het Joodse Agentschap voor geld en erva- ren werknemers om te helpen bij het bouwen van een betonnen gebouw van twee verdiepingen met zicht op de zee. Maar de pioniers zouden het gebouw niet lang bewonen. Toen er kinderen werden geboren, werd een van de kamers als babykamer ingericht en uiteindelijk werd het huis volledig door de kinderen gebruikt, terwijl hun ouders teruggingen naar de hutten en tenten. N aarmate de tijd verstreek, werden de levensomstandigheden beter. De mensen leefden nog steeds in houten hutten en tenten, gebruikten gemeenschappelijke douches en toiletten, maar ze aten nu in een mooi ingerichte eetzaal, waar zij ook hun lessen en bijeenkomsten hielden. Ze hadden de zaal zelf gebouwd. O mdat zelfvoorziening een belangrijk uitgangspunt van de Hashomer Hatzair was, begon de kibboets een eigen naaiatelier, wasserij, zadelmakerij, gieterij en timmerwerkplaats. Toen de tuinen een overvloed aan komkommers opbrachten, werd een primitieve augurkenfabriek gestart. Dat was het begin van de fruit- en groentenverwerkingsfabriek die nu miljoenen blikken per jaar produceert. Kibboetsbe woners vonden ook werk in de visserij. Voor jonge boeren uit Polen was dat niet vanzelfsprekend. De jonge pioniers discussieerden flink over de vraag of visserij bij de kibboets hoorde. Er waren nog minder Joodse vissers dan boeren; moesten zij niet het land bebouwen? Toen het besluit om te gaan vissen gevallen was, werd nog feller gediscussieerd over de vraag wie er de zee op mochten. ‘S tilte, ’ probeerde Dina van de Werkcommissie boven de herrie uit te komen. ‘Stilte!’ Toen het rumoer wat verminderde, vervolgde
16 ze: ‘Wij hebben besloten te stemmen over de vraag wie er gaan vissen, maar het leek ons goed te streven naar evenwicht in de bemanning. Dat betekent dat iedereen iemand uit de Galicische groep en iemand uit de Silezische groep mag kiezen. ’ T uvia fronste zijn wenkbrauwen. Er hadden zich nauwelijks vrijwilligers uit Silezië aangemeld, terwijl hij met veel anderen uit de Galicische groep stond te popelen. Op deze manier zou de verhouding in de vissersploeg drastisch wijzigen. D e stemming verliep rustig, maar de uitslag viel tegen. Tuvia viste achter het net: hij bleek niet gekozen. ‘R ustig, Tuvia, rustig! Het is niet persoonlijk, ’ probeerde een van de anderen hem te kalmeren. ‘We moesten kiezen, ’ zei een ander verontschuldigend, maar hij praatte tegen een dichte deur, want Tuvia knalde de deur van de eetzaal achter zich dicht. T och ging hij vissen. Een man uit de andere groep bedacht zich en vroeg hem om zijn plaats in te nemen. D e zee was een heel nieuwe wereld voor de Poolse landrotten. Tot verbazing en vreugde van de kibboetsbewoners brachten de vissers allerlei vreemde onderwaterdieren en planten mee, maar de hele onderneming leverde financieel niet veel op. De vissers verplaatsten hun activiteiten naar visgronden verder naar het noorden. Een meisje uit de kibboets werd aangewezen om hun huishouden te doen en in haar vrije tijd netten te repareren. Ten slotte maakten de vissers een lange, avontuurlijke reis door het Suezkanaal en naar de Rode Zee, op zoek naar betere plaatsen om te vissen, maar op de een of andere manier weigerde de zee haar rijkdom prijs te geven. O ndanks al hun problemen vonden de jonge pioniers toch tijd en energie voor een intensief cultureel leven. Er waren lessen Hebreeuws, filosofie en literatuur. Er werd nagedacht over wereld- problemen. Er werd een koor opgericht. En een toneelgroep, die een stuk opvoerde met de titel ‘De kibboets over twintig jaar’.
17 Alles waar het de pioniers nu aan ontbrak, was aanwezig in die denkbeeldige kibboets van de toekomst: een elektrische keuken in plaats van primusbranders, een sprinklersysteem in plaats van een tuinslang. Het hardst werd gelachen om de scene waarin een secretaresse, in een mooi kantoor in plaats van in een hoekje van de eetzaal, de telefoon pakte om een van de leden te bellen. In 1938 begonnen Mitzpe Ha’yam en een aantal nederzettingen in de buurt met ander werk, illegaal werk. De aanleiding was de Arabische Revolutie, die 1936 begon. Overal in Palestina braken rellen uit. Arabische bewoners eisten dat de Britten maatregelen namen tegen de Joodse immigratie en de regering van Groot-Brit- tannië verminderde de migratiequota inderdaad, uit angst voor de olierijke Arabische landen. Hoewel tienduizenden Joden in nazi-Duitsland en Oost-Europese landen smeekten om Palestina binnen te mogen komen, stelde Groot-Brittannië in 1938 slechts 12. 868 immigratiebewijzen beschikbaar. Illegale immigratie ver- dubbelde dat aantal immigranten, want in datzelfde jaar kwamen 14. 675 mensen illegaal naar Palestina. D e illegale immigratie naar Palestina was al een tijdje aan de gang, maar verliep chaotisch. Iedere kapitein van een roestig kolenschip kon grote bedragen vragen aan wanhopige vluchte- lingen die op de een of andere manier in de havens van Italië of Griekenland wisten te komen. In 1937 werd Mossad le Aliyah Bet – de voorloper van de latere geheime dienst Mossad – opgericht om immigratie op een grotere schaal te organiseren. D e rotskust bij Mitzpe Ha’yam werd uitgekozen als een van de drie plaatsen aan de Palestijnse kust waar smokkelboten hun passagiers zouden afzetten. De kibboets deed nu echt z’n naam eer aan: een ‘uitkijktoren op de zee’. De ramen van het beton- nen gebouw werden gebruikt om de smokkelaars in te seinen. Een bepaald patroon van verlichte vensters betekende dat Britse
18 patrouilles in de buurt waren; een ander verlichtingspatroon gaf aan dat de kust veilig was. O mdat er geen haven was en de kust rotsachtig bleek, was het nodig een manier te bedenken om de immigranten van de smok- kelschepen aan land te brengen. De visserij vormde een goede dekmantel voor dit illegale werk. Tuvia en de anderen begeleidden de reddingsboten naar het strand. Aan de kust ontvingen mannen de immigranten in de branding en droegen hen op hun schouders naar het droge land. Een derde groep leidde de nieuwkomers over een tien meter hoge, steile kaap naar de sinaasappelboomgaar- den, waar vrachtwagens van het geheime Joodse leger stonden te wachten. Met de trucks werden de immigranten naar andere nederzettingen gebracht, waar ze onderdoken totdat ze van valse papieren waren voorzien. D e meest gebruikte boomgaard was eigendom van een par- ticulier. Iedere keer dat de groep mensensmokkelaars door zijn boomgaard liep, stond hij tussen de bomen te wachten en vulde de handen van de nieuwkomers met rijp fruit. ‘Eet, kinderen, eet. ’ H et smokkelen van de ‘illegalen’ was riskant, omdat de Brit- ten streng controleerden. De militairen wisten heel goed dat er ‘illegalen’ binnen gesmokkeld werden. Overdag verrichtten ze huiszoekingen, op jacht naar pas aangekomen immigranten zonder juiste papieren. ’s Nachts patrouilleerden Engelse vlieg- tuigen en boten. Iedereen die verdacht werd van betrokkenheid, verdween in de gevangenis. Strikte geheimhouding was daarom noodzakelijk. Dankzij die voorzichtigheid werden in de twee jaar dat de kibboets betrokken was bij de ontvangst van illegalen slechts twee schepen onderschept. T ijdens een van die smokkeltochten wachtte Leib Dorfman ’s nachts op de rotsen langs de kust tot het bootje met illegale immigranten uit zee opdook. ‘Baroech haba!’ begroette Leib de nieuwe bewoners van Palestina. ‘Welkom!’ Hij scheen met zijn
19 zaklamp op de nieuwkomers. Koud, rillend en druipnat stond het groepje mannen en vrouwen voor hem. Even richtte hij de lamp op zichzelf. ‘Ik ga jullie . . . ’ Verder kwam hij niet. Een van de kleddernatte mannen rende naar voren en viel hem om de hals. ‘Leib! J ij bent het!’ ‘S til! Geen woord!’ siste Leib en hij duwde zijn verbijsterde broer weg. ‘We gaan nu hier tegen deze rotsen omhoog. ’ D e hele groep klauterde omhoog tegen de steile kaap. Een andere kibboetsbewoner bracht de mensen naar een vrachtwagen die bij de boomgaard stond te wachten. Met gedoofde lichten reed de wagen weg. ‘H é, wacht!’ riep Leib, die aan kwam rennen. ‘Mijn broer!’ Maar de wagen was al te ver. Leib plofte op de grond. ‘Nee!’ ‘ Wat is er? ’ informeerde een van de andere smokkelaars. ‘M ijn broer zat bij die groep. En ik was zo druk bezig met die mensen hier omhoog te krijgen, dat ik er geen seconde aan heb gedacht dat hij op de kibboets zou kunnen blijven! Ik ben dom geweest. Zo dom. Mijn eigen broer komt hier en ik ben zo dom om hem weg te sturen met de anderen!’ Soms kwamen de schepen niet op het moment dat ze ver- wacht werden. Als dat gebeurde, konden alle boten, mannen en vrachtwagens weer inrukken. Na een dag hard werken en uren vruchteloos waken, konden de teleurgestelde, uitgeputte mannen dan een paar uur rusten. Maar de opwinding van het smokkelen op hun ‘succesvolle’ avonden maakte die vermoeid- heid meer dan goed. D e smokkelsloepen brachten ook mannen en vrouwen uit de kibboets in Polen. Hun komst werd uitgebreid gevierd in Mitzpe Ha’yam. Op de laatste dag van Pesach in 1938 kwamen drie nieuwe kibboetsbewoners tegelijk aan: Shamay Wasser, Zalman Shamir en Dovik Levy. Tijdens de seder-maaltijden in de daaropvolgende
20 jaren omhelsden zij elkaar telkens weer als herinnering aan die onvergetelijke nacht. Tien jaar later voerden alleen Shamay en Zalman dit ritueel uit. Dovik sneuvelde in de oorlog.
Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
Is dit leesfragment niet goed zichtbaar of krijgt u een foutmelding te zien? Klik dan hier om het fragment opnieuw te laden. Wil je dit leesfragment later offline lezen? Geen probleem, je kunt hier klikken om het pdf bestand te downloaden.
Deprecated: Bestand Thema zonder comments.php is sinds versie 3.0.0 verouderd en er is geen alternatief beschikbaar. Graag een comments.php template aan je thema toevoegen. in /home/boeken1q/affiliate/wp-includes/functions.php on line 5581
Geef een antwoord