Gids en pelgrim
Profiel van een christelijke leraar
Bram de Muynck
De schoolloopbaan van kinderen is een lange reis. Leraren trekkendaarbij als gids met hen mee. Ze zijn dus zelf ook pelgrim. Met deze beelden tekent Bram de Muynck op uitnodigende wijze het karakter en profiel van een christelijke leraar. Aan de hand van de driedeling hart, hoofd…
Bestellen bij CLC
Beschikbaarheid:
Wilt u dit product bestellen, dan kan dat op clcnederland.com
Details:
9789087181376
160
Paperback
€12,95
Beschrijving
Notice: Undefined property: WP_Error::$name in /home/boeken1q/affiliate/wp-content/themes/clcAffiliate/woocommerce/clc_wc_functions.php on line 468
De schoolloopbaan van kinderen is een lange reis. Leraren trekkendaarbij als gids met hen mee. Ze zijn dus zelf ook pelgrim. Met deze beelden tekent Bram de Muynck op uitnodigende wijze het karakter en profiel van een christelijke leraar.
Aan de hand van de driedeling hart, hoofd en handen laat hij zien wat pelgrim-zijn betekent voor het onderwijs: het belang van Bijbelstudie, de vorming van het denken van de gids door het bestuderen van de christelijk pedagogische traditie en hoe het christelijk lesgeven in de praktijk handen en voeten krijgt.
Dit boek mondt uit in een duidelijke profielschets,waarbij de auteur ook laat zien hoe je dit model in de praktijk kunt gebruiken. De auteur stimuleert tot meedenken; daarvoor zijn ook gespreksvragen opgenomen.
Categorieën
Eigenschappen
9789087181376
30-07-2018
Nederlands
160
740
Paperback
Bram de Muynck
Aanbevelingen
Leesfragment
11 1. Vreemdelingschap Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht, gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde zijn als een schaduw, en er is geen verwachting. – 1 Kronieken 29:15 Op het moment dat David het koningschap overdraagt aan zijn zoon, is zijn handelen helemaal gericht op de toekomst van Salomo. Hij heeft zelf geen huis voor de Heere mogen bouwen, omdat er bloed aan zijn handen kleeft. Zijn zoon mag het gaan doen. De contouren heeft hij door de leiding van de Heilige Geest ontworpen (1 Kron. 28:11, 19). Het ont- werp moet Salomo nog zelf gaan invullen. Vervolgens mo- biliseert David het volk om zo veel mogelijk kostbaarheden voor de toekomstige tempelbouw af te staan (1 Kron. 29:5-6). Dat doen ze met heel hun hart, zodat Salomo met een fors startkapitaal kan beginnen. Alles is gereedgemaakt voor de toekomst. Er lijkt sprake van consolidatie van het verworvene. Toch be- lijdt David in het ‘overdrachtsgebed’ (1 Kron. 29:10-19) dat zijn generatie en alle voorgaande generaties gelijk waren aan vreemdelingen en bijwoners, voorbijgangers, en ook nog eens van een vluchtige aard (‘een schaduw’). Onderwijs is voorbereiding op de toekomst. Leraren verlan- gen ernaar dat hun leerlingen van school af gaan met een goed startkapitaal. Het gebed van David attendeert ons op een besef dat dit startkapitaal niet in onze hand is. Als het er al komt, dan is het ‘van Uw hand, en het is alles Uw’ (vers 16). Menselijke inspanningen voor de toekomst contrasteren met het besef dat we vluchtige mensen zijn. David herinnert hier aan een belangrijke vraag: Wat is het
12 juiste zelfbeeld van Israël? Hij noemt dan de positie van Abraham, Izaäk en Jakob: zij waren vreemdelingen en bijwo- ners, steeds maar op reis, met vooral tijdelijke verblijfplaat- sen. In de wetten van Mozes is dat een principiële kwestie (Lev. 25:23). Het land dat je in erfelijk bezit kreeg, mocht nooit blijvend aan anderen verkocht worden. Het beloofde land is Gods bezit, je bent er gast en vreemdeling. Op het moment van de opbouw van zijn rijk herinnert David aan dit principe. De overdracht van het koningschap mar- keert een fase van verdere uitbouw en verbetering van zijn koninkrijk. Daarvoor heeft hij zich ingespannen. Zijn belij- denis over de vreemdelingschap contrasteert dus met zijn handelen. Ligt hierin iets van een schuldbelijdenis dat hij in zijn ambities te ver is gegaan? Dat zou je bijna concluderen uit de woorden ‘en er is geen verwachting’. Voor zo’n uitleg is, gezien wat eraan voorafgaat en wat verder volgt, echter te weinig grond. De tekst maakt onderdeel uit van een eerbiedig en uitbundig dankgebed (Henry, 1912, 3:208). Dit belijdende gebed maakt één ding duidelijk: alles komt van God. Wat David zelf heeft genoteerd als ontwerp, wat hij heeft verzameld aan materialen, wat het volk aan geschenken heeft gebracht: het moet allemaal aangemerkt worden als ko- mend uit de hand van God (1 Kron. 29:14). De woorden ‘er is geen verwachting’ kunnen dan ook het beste gelezen worden als: er is van onszelf geen verwachting. We doen van alles hier op aarde, maar uiteindelijk zijn we niet meer dan gasten en vreemdelingen. Ook wij als leraren doen er goed aan ons dit te realiseren. Davids uitspraak is op te vatten als een grondtrek voor chris- telijk opvoederschap en christelijk leraarschap. Je bereidt de kinderen voor alsof je op de drempel staat van een nieuwe tijd. De volgende generatie moet verder met het kapitaal dat
13 je in opvoeding en onderwijs hebt bijeengebracht. Dat kapi- taal is bedoeld voor het bouwen van een huis voor God. Met David verlangt een christelijke opvoeder naar een ‘volkomen hart’ voor de opgroeiende generatie. 1 Dit verlangen gaat ge- paard met het besef dat het volk van God de positie heeft van vreemdelingen en bijwoners. De eerste brief van Petrus In het Nieuwe Testament gebruikt Petrus in zijn eerste brief de vreemdelingschap als beeld voor de nieuwtestamentische gelovi- gen. Hij spreekt hen aan als uitverkoren vreemdelingen (1 Petr. 1:1). God Zelf heeft hen uitgekozen om verbonden te zijn aan Hem (Schlatter, 1964, pp. 6-7). Vreemdelingschap doet denken aan de positie van vluchtelingen die zich nog niet hebben aangepast aan hun nieuwe omgeving. Het betreft dan niet vluchtelingen die net zijn aangekomen. ‘Integendeel, ’ zo zegt Van Houwelingen in zijn commentaar op 1 Petrus, ‘zij maken soms al langere tijd deel uit van de plaatselijke gemeenschap. Maar hun feitelijke positie als christenen in de samenleving is wel sterk aan die van de vluchte- ling verwant. Als gevolg van hun uitverkiezing door God hebben zij geen wortels meer in de gemeenschap waarin zij leven’ (Van Houwelingen, 1991, p. 31; vgl. Wassenaar, 2014, pp. 19-21). Pelgrimage en de toekomst van leerlingen De positie van christenen in de eenentwintigste eeuw heeft iets weg van die van de gelovigen aan wie Petrus schrijft: ze vormen een minderheidsgroep. Van plaats tot plaats zijn er gelovigen, die met elkaar verbonden zijn aan Christus. Dit bepaalt de context 1. 1 Kron. 29:19: ‘En geef mijn zoon Salomo een volkomen hart, om te hou den Uw geboden, Uw getuigenissen en Uw inzettingen; en om alles te doen en om d it paleis te bouwen, hetwelk ik bereid heb. ’
14 waarin christelijk onderwijs gepraktiseerd moet worden. Hoewel er in Nederland nog her en der grote toegewijde christelijke ge- meenschappen zijn die de alledaagse samenleving domineren, is het overheersende beeld dat van christenen als een minderheid. 2 Toekomstige christenen worden dus voorbereid op een minder- heidspositie. Zij zullen als vreemdelingen moeten opereren, meer nog dan de huidige generatie leraren. Waar de nieuwtestamentische verwijzing naar de vreemdeling- schap vooral de gedachte in zich draagt van het zijn van een bur- ger van twee werelden, heeft dit begrip in de oudtestamentische betekenis vooral te maken met het op weg zijn. Je hebt principieel geen vaste grond onder de voeten. Je bent te gast in het land van God. Je bent je ervan bewust dat je een reis maakt op weg naar een beter vaderland (vergelijk Ps. 39:13; 119:19; Hebr. 11:8-10, 13-16; 13:14). Calvijn (2009, p. 697) pakt in zijn Institutie (III 10, 1-2) dit beeld op en benoemt het leven van een christen als een pelgrims- reis. 3 Wat betekent dit beeld nu voor het onderwijs? Smith en Carvill (2000) hebben er in hun boek over het vreemdetalenonderwijs op gewezen dat ook het christelijk onderwijs door de manier van les- geven leerlingen eerder aanspreekt als toeristen dan als pelgrims. Dit is het omgekeerde van wat we zouden moeten beogen. Toe- risten hebben immers andere waarden dan pelgrims. Een toerist 2. In Nederland zijn er nog grote concentraties christenen in de Biblebelt waarvoor dit niet lijkt te gelden. Paas (2015, pp. 183-184) onderscheidt hen van christenen in de Randstad. Door de grote mobiliteit van jongeren en de overvloedige be schik- baarheid van digitale media is het de vraag hoe strikt dit onderscheid kan worden opgevat. 3. Calvijn neemt dit beeld in verband met de vraag hoe christenen zich in he t aardse leven moeten gedragen. Het criterium is dat het gebruik van de dingen di e God geeft de reis ‘eerder moet bevorderen dan belemmeren’. Opmerkelijk is dat ook de kanttekenaren van de Statenvertaling vreemdelingschap direct in verba nd brengen met het pelgrim-zijn. Dit is het geval in de kanttekening bij de hierboven besproken tekst 1 Kron. 29:15 en bij Ps. 119:19.
15 denkt naar zichzelf toe. Een pelgrim, in christelijke zin, is op de an- der gericht. Zij lichten dat toe aan de hand van een leerboek voor vreemde talen. De voorbeelden die daarin gebruikt worden hebben vrijwel allemaal te maken met de belangen die de leerling heeft bij het gesprek. Bijvoorbeeld: je bent op zoek naar een restaurant, je vraagt de weg naar het station, je reserveert een plek in een hotel. Er komen doorgaans weinig voorbeelden in voor die te maken heb- ben met wat jij als bezoeker voor de ander kunt betekenen. Onge- merkt draagt dus het type voorbeelden een waarde over (egoïsme) die tegengesteld is aan wat het christelijk geloof vooral voorstaat (altruïsme). Als we leerlingen willen benaderen als pelgrims, heeft dit dus gevolgen voor de inhoud van het onderwijs. Hoe kunnen we dit verder uitwerken? Pilgrim-community Toen het Engelse schoolhoofd Janet Northing op zoek was naar een nieuwe manier om haar anglicaanse kerkschool 4 inhoud te geven, ontdekte zij de metafoor van de pelgrims. 5 Zij begon haar school een community of pilgrims te noemen. Zij ontdekte dat ze haar school op die manier distinguishing Christian kon noemen, omdat van pelgrims principieel iets anders verwacht wordt dan 4. Ik ontmoette haar tijdens een conferentie van het National Institute of Christian Education in Canterbury, juli 2014. Zij bracht mij op de gedachte om de metafoor van de gids te verbinden met die van de pelgrims. De Church of England h eeft veel scholen die zo’n tweehonderd jaar geleden in het leven werden ge roepen om te voorzien in onderwijs voor de armen. Deze scholen moeten onderscheide nd zijn in hun christelijke identiteit, maar stonden van oudsher open voor iedereen. Northing, 2015, p. 175. 5. Het beeld van ‘pelgrimage’ is de afgelopen jaren door veel mensen als een bruik- baar beeld opgepakt. Bert Roebben (2011) gebruikt het in zijn Scholen voor het leven. Erwich e. a. (2014) gebruiken het bij hun studies over de hbo-theoloog. Woodiwiss (2011, p. 129) wijst op de groeiende hoeveelheid beelden uit de an- tropologie en etnografie die door zowel seculiere als religieuze schri jvers worden opgepakt.
16 van toeristen. ‘Pilgrimage isn’t centred around rest and recreatio n, a fact that immediately sets the pilgrims apart from tourists or travelers whose motivation for moving from place to place may be due to other factors entirely’ (Northing, 2015, p. 177). 6 Onderwijs voor pelgrims vat zij op als onderwijs waarbij leerlingen moeten weten waar ze zijn en waarheen ze gaan. 7 Een pelgrimage wordt nogal eens opgevat als een allegorie voor een geestelijke reis, zoals dat ook in John Bunyans Pilgrim’s pro- gress het geval is. Van belang is dat we ons realiseren dat we bij een pelgrimsgemeenschap op een school te maken hebben met kinderen in ontwikkeling. We hebben dus niet te maken met een groep leerlingen waarvan we kunnen aannemen dat ze een bewus- te keus voor de reis hebben gemaakt, zoals dat bij mensen op een pelgrimsreis het geval is. Op een school zitten jonge mensen in ontwikkeling van wie verondersteld wordt dat ze een reis maken en die nog moeten leren waar ze zijn en waar ze naartoe gaan. In een pelgrimage gaat iemand gericht op zoek in de verwachting anders terug te komen dan hij vertrokken was. Dat is ook inherent aan de ontwikkelingsgang die kinderen en jongeren doormaken. 8 Vijf kenmerken van pelgrimschap In navolging van Donnely (1992) noemt Northing (2015, pp. 179- 184) vijf kenmerken van pelgrimschap die toepasbaar zijn op het 6. In dit boek geef ik een aantal citaten in het origineel weer om de Engel se context te laten ‘klinken’. De vertaling wordt in een voetnoot weergegeven. Dit eerste citaat is als volgt te vertalen: ‘Een pelgrimage draait niet om rust en recreatie, iets wat pelgrims onmiddellijk onderscheidt van toeristen of reizigers v an wie de drang om van plaats tot plaats te trekken uit geheel andere motieven voo rt kan komen. ’ 7. Met verwijzing naar een artikel van Astley en Day, 1992, p. 13. 8. Het onderscheid tussen kinderen en volwassenen is ook van belang met het oog op de geestelijke ontwikkeling van kinderen. Ook als we kinderen zien als kinde- ren op het erf van het verbond, dienen zij een geestelijke leerweg door te maken, om de daadwerkelijke pelgrimage naar het hemelse Koninkrijk te kunnen ma ken.
17 christelijk onderwijs. Deze vijf kenmerken zijn te lezen als een cul- tuurkritiek op huidige trends in het onderwijs, waarop ik in het volgende hoofdstuk terugkom. Het eerste kenmerk is dat de pelgrim zich bewust is van de inner- lijke dimensie van de reis. Voor een toerist is alleen wat hij waar- neemt met de zintuigen belangrijk. De pelgrim weet dat er meer is dan het zichtbare. Een toerist kan zijn reis maken ter ontspanning. Een pelgrim verwacht dat de ontmoetingen onderweg hem inner- lijk zullen veranderen. Om dit in de onderwijspraktijk te laten zien, zo zegt Northing, is het dagelijkse gebed in de school onmisbaar. Het tweede kenmerk is dat de pelgrim zelf in de reis investeert. Dit komt niet zozeer tot uiting in de energie die hij stopt in de voorberei- ding en de planning, maar vooral in de bereidheid om zich niet af te laten leiden door onbelangrijke dingen. ‘A Christian pilgrim is con- cerned with ridding themselves of peripheral distractions in order to obtain a new identity with Jesus Christ taking centre stage’ (p. 180 ). 9 Het derde kenmerk is dat de pelgrim openstaat voor hetgeen op hem afkomt. Abraham ging in gehoorzaamheid op weg, niet we- tend waar hij komen zou. Iets van deze houding zouden kinde- ren in een pelgrimgemeenschap ook dienen te hebben. Een open houding moeten we ook bevorderen. Voor het onderwijs betekent dit de beoefening van gastvrijheid, ook als leerlingen zich als toe- risten zouden gedragen. ‘Hospitality involves a desire to ensure that people leave in a better condition than when they arrive and while these changes may occur in the life of a tourist they are not necessarily planned or expected’ (pp. 181-182). 10 9. ‘Een christenpelgrim maakt zich er druk over om afleidingen in de p eriferie kwijt te raken, zodat hij een identiteit kan verwerven waar Jezus Christus een centrale plaats inneemt. ’ 10. ‘Bij gastvrijheid hoort het verlangen om je ervan te vergewissen dat mensen in een betere conditie zijn als ze weggaan dan wanneer ze komen. En als dez e ver- anderingen zich voordoen in het leven van een toerist, dan zijn ze niet per se gepland of verwacht. ’
18 Een vierde kenmerk is dat voor de pelgrim zowel de reis als de aan- komst van groot belang is. ‘In the context of a church school it is important that children be equipped in order that they do not lose interest along the way’ (p. 183). 11 Het vijfde kenmerk is dat de pelgrim ook verantwoordelijkheid neemt voor de gemeenschap. Hij is niet als een toerist erop uit om er alleen persoonlijk beter van te worden, maar is gericht op het welzijn van het geheel. ‘While tourists might be content to ex- perience things alone or in a chosen group, pilgrims consciously construct community and make connections with each other as they journey together’ (p. 183). 12 Voor het onderwijs betekent dit dus dat men ondanks het persoonlijke, innerlijke karakter van de reis niet uit het oog verliest dat veel wordt geleerd in interactie met anderen: een gemeenschap waarin je dingen gemeen hebt en dingen met elkaar deelt om samen verder te komen. Uitleiding Deze vijf kenmerken maken het mogelijk om de Bijbelse gestalte van de vreemdelingschap wat concreter toe te passen op het on- derwijs. Er is aandacht voor het innerlijk, er is een persoonlijke verantwoordelijkheid om de focus te houden, er is openheid voor leerervaringen, niet alleen het product (het diploma) telt, maar ook de reis zelf is van belang (hoe er geleerd wordt) en leerlingen ne- men ook verantwoordelijkheid voor de gemeenschap. Om lessen te kunnen trekken voor het huidige onderwijs, gaan we 11. ‘In de context van een kerkelijke school is het belangrijk dat kinder en toegerust worden zodat ze onderweg hun interesse niet verliezen. ’ Het kenmerk ‘het doel in het oog houden’ markeert een belangrijk verschil met de Oostenrijkse ‘pel- grimsscholen’, www. pilgrimschule. at/seiten/inhalte. php? iid=8, die benadrukken dat het niet gaat om het doel, maar om de reis. 12. ‘Terwijl toeristen tevreden zijn om dingen alleen of in een uitgekozen groep te ervaren, bouwen pelgrims welbewust aan een gemeenschap en aan het maken van verbindingen met anderen, terwijl men samen op reis is. ’
19 in het volgende hoofdstuk eerst na wat het betekent om gids van pelgrims te zijn in de eenentwintigste eeuw. Hoe ziet leraarschap er in de eenentwintigste eeuw uit? Wat zijn de karakteristieken van de geest van de eeuw? Hoe zien we dat terug in de pelgrims aan wie leraren leidinggeven? Wat bepaalt het leven van de kinderen en wat bepaalt het professionele leven van de leraren? Studievragen 1. Welke redenen zijn er om hedendaagse christenen te benoemen als ‘vreemdelingen’? 2. Welke verschillen zijn er met het leven van christenen in de eer- ste eeuw? 3. Leerlingen die onderwijs ontvangen, maken een lange reis, zo wordt gesteld. Tijdens die periode doen ze allerlei leerervaringen op die min of meer bepalend zijn voor het vervolg van hun levens- reis. Herken je dit beeld van de reis bij je leerlingen? Waarin wel, waarin niet? 4. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen vreemdeling- schap in het Oude Testament en ons hedendaagse vreemdeling- schap? Hoe stel je jezelf de oudtestamentische toekomstverwach- ting voor en welke aanwijzingen zijn hiervoor in de Bijbel? Denk hierbij aan leven na dit leven, het land Kanaän, de Messias. Wat is typerend voor onze toekomstverwachting?
Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
Is dit leesfragment niet goed zichtbaar of krijgt u een foutmelding te zien? Klik dan hier om het fragment opnieuw te laden. Wil je dit leesfragment later offline lezen? Geen probleem, je kunt hier klikken om het pdf bestand te downloaden.
Deprecated: Bestand Thema zonder comments.php is sinds versie 3.0.0 verouderd en er is geen alternatief beschikbaar. Graag een comments.php template aan je thema toevoegen. in /home/boeken1q/affiliate/wp-includes/functions.php on line 5581
Geef een antwoord