Fátima en Naomi
Jannie Koetsier-Schokker
Lieke van de Zanden gaat met haar vader mee om evangelisatiefolders uit te delen in de buurt van het asielzoekerscentrum. Daar ontmoet ze twee meisjes: Fátima en Naomi. Fátima is moslima. Ze woont in het azc en voelt zich daar eenzaam. Naomi’s vader komt in de gevangenis terecht…
Bestellen bij CLC
Beschikbaarheid:
Wilt u dit product bestellen, dan kan dat op clcnederland.com
Details:
9789087184049
120
Hardcover
€10,95
Beschrijving
Notice: Undefined property: WP_Error::$name in /home/boeken1q/affiliate/wp-content/themes/clcAffiliate/woocommerce/clc_wc_functions.php on line 468
Lieke van de Zanden gaat met haar vader mee om evangelisatiefolders uit te delen in de buurt van het asielzoekerscentrum. Daar ontmoet ze twee meisjes: Fátima en Naomi.
Fátima is moslima. Ze woont in het azc en voelt zich daar eenzaam. Naomi’s vader komt in de gevangenis terecht en haar ouders willen niets van de Bijbel weten. Beide meisjes raken bevriend met Lieke.
Het contact met Lieke en haar ouders is voor Fátima en Naomi heel belangrijk. Vooral omdat ze daardoor de Heere Jezus mogen leren kennen. Maar het betekent ook dat het voor Fátima gevaarlijk wordt …
Dit boek is gebaseerd op afzonderlijke, ware gebeurtenissen
Categorieën
Eigenschappen
9789087184049
15-08-2020
Nederlands
120
270
Hardcover
E4
Jannie Koetsier-Schokker
Aanbevelingen
Leesfragment
11 1. Fá t i m a Het is zaterdagmiddag. ‘Lieke, ga je mee naar het asielzoekerscentrum? Daar wil ik vanmorgen de kerstfolders uitdelen’, zegt vader. ‘Ja pa, ik help u graag’, antwoordt de donkerharige Lieke van de Zanden. ‘Deze mensen geloven niet dat de Heere Jezus de Zoon van God is, hè? ’ ‘Ja, dat is heel erg. Maar zij moeten ook weten dat ze alleen door de Heere Jezus kunnen zalig worden. Wat zou het fijn zijn als we met deze mensen in gesprek mogen k o m e n . ’ Lieke trekt haar jas aan en doet haar sjaal om. Het is heel koud vandaag. ‘Kleed je maar goed aan. ’ Moeder glimlacht naar haar. Hun Lieke, die het ook zo belangrijk vindt om de moslims met de Bijbel in aanraking te brengen … Ondertussen pakt vader de kerstfolders en loopt naar bui - ten, waar hun fietsen staan. Lieke loopt achter hem aan. Moeder zwaait hen uit bij de achterdeur en zegt: ‘Ik hoop dat het lukt om een goed gesprek met de moslims aan te knopen. ’ ‘In eigen kracht zal het niet lukken. Maar als de Heere werkt, wie zal het dan keren? ’ Liefdevol kijkt hij zijn vrouw aan. ‘Ja, dat is zo’, zegt ze zacht. Vader kijkt op zijn horloge, het is nog heel vroeg, hopelijk komt hij nog een paar mannen tegen, de meeste mannen
12 gaan laat naar de moskee. Peinzend loopt vader naar zijn fiets. Lieke zegt niets, want ze weet: als haar vader diep in gedachten is, kan ze hem beter niet storen. Het is zijn liefste wens dat er ook moslims tot bekering komen. Zij hoopt het ook. Ze stappen op de fiets en rijden de straat uit. Lieke weet de weg wel naar het asielzoekerscentrum, want ze is al een keer eerder mee geweest. Tijdens het fietsen kijkt vader haar opeens heel vriendelijk aan. ‘Lieke, je wilde mij net niet storen, maar wat wilde je tegen mij zeggen? ’ ‘Pa, soms ben ik bang dat ze u iets aan willen doen. Die ene man deed de laatste keer zo lelijk tegen u. ’ ‘De meeste moslims zijn vriendelijke en behulpzame mensen. Ze zijn niet allemaal zo als die ene man’, zegt hij glimlachend. Zwijgend fietsen ze door tot ze bij het azc zijn. ‘Zullen we onze fietsen aan de overkant zetten? ’ Lieke knikt. Samen lopen ze naar de overkant en zetten hun fiets tegen een gebouw van de gemeente. Ze zetten hun fiets op slot en halen de folders uit de fietstassen. Dan lopen ze naar de ingang van het asielzoekerscen - trum. Terwijl ze daar staan, lopen een man en een vrouw voorbij. Vader knoopt een gesprek met de man aan en Lieke loopt naar de vrouw toe waar een meisje van onge - veer 10 jaar naast loopt. ‘Goedemiddag mevrouw, mag ik u een folder aanbie - den? ’ vraagt Lieke beleefd.
13 De mevrouw pakt de folder aan. Ze kijkt er even in. ‘O ja, dat is waar ook. Over een paar weken is het Kerstfeest. Dat herinner ik mij nog van toen ik zelf nog klein was. Maar nu doen we er niets meer aan. Het zijn toch maar sprookjes’, zegt de vrouw stug en meteen loopt ze door. Het meisje pakt de folder aan en stopt hem in haar jaszak. ‘Naomi, doorlopen! Als je maar weet dat je die folder thuis in de prullenbak gooit. Laat vader het niet zien. ’ Lieke kijkt de vrouw sprakeloos na en er springen tranen in haar ogen. Sprookjes? Hoe durft ze zoiets te zeggen. Ze wil naar haar vader lopen, maar die is nog in gesprek. Dan kijkt ze naar de ingang van het asielzoekerscentrum. Nee, er is niemand te zien. Of toch wel? Opeens ziet ze vanachter een muur van de ingang van het asielzoekers - centrum een paar ogen naar haar gluren. ‘Hallo’, zegt Lieke heel zacht. ‘Hallo, zegt het donkere meisje ook heel zacht. Ze kijkt eerst achterom voordat ze helemaal tevoorschijn komt. Ze gaat naast Lieke staan en vraagt zachtjes: ‘Woon jij hier in de buur t? ’ Lieke schudt haar hoofd en zegt: ‘We wonen een eindje hiervandaan. ’ ‘Heb je zin om even mee te gaan naar mijn huis? Ik voel me hier zo alleen. Mijn broertje is altijd weg en ik mag van mijn moeder altijd iemand meenemen. Maar wat heb je daar? ’ Het meisje wijst naar de folders. ‘We delen kerstfolders uit. ’ ‘Kerstfolders? Wat zijn dat? ’
14 ‘Over een paar weken is het kerstfeest. ’ Lieke wil verder vertellen, maar dan ziet ze opeens het verschrikte gezicht van het meisje. ‘Wat is er? ’ vraagt Lieke verbaasd. ‘Gaat het over de Heere Jezus? Daar mag ik niets over horen’, fluistert ze nauwelijks hoorbaar. Haar vader had haar al gewaarschuwd dat ze niets mag aanpakken van christenen. Die geloven dat Jezus de Zoon van God is. Hij had een tijd geleden een gesprek met een van hen gehad. Afschuwelijk, zei hij. Hij had haar heel doordrin - gend aangekeken. Ze was er bijna bang van geworden. Ze begrijpt meteen dat deze folders ermee te maken hebben. Toch lijkt dit meisje haar heel aardig. Ze zou best met haar willen spe - len. ‘Als je die folders nu wegdoet en nergens over praat, mag je met mij mee. ’ ‘Ik loop even naar mijn vader om te vragen of ik met je mee kan. ’ Lieke loopt naar de overkant, waar haar vader staat. ‘Pa, luister eens …’ Dan vertelt Lieke over die mevrouw en wat het moslimmeisje haar vertelde. ‘Daar was ik al bang voor. Geef mij de folders maar en ga maar even met haar mee. Niet te lang hoor. ’ Terwijl vader dit zegt, kijkt hij op zijn horloge. Lieke loopt met een glimlach naar het meisje toe. ‘Ik mag met je mee! Mijn vader blijft op mij wachten. ’ Samen lopen ze richting het gebouw waar het meisje met haar ouders en broer in een klein appartement wonen.
15 ‘Hoe heet je? ’ vraagt Lieke. ‘Ik heet Fátima en jij? ’ ‘Ik heet Lieke. ’ ‘Woon je hier al lang? ’ ‘Nee, we wonen hier een paar maanden, maar we heb - ben nog geen verblijfsvergunning. ’ ‘Is je vader nu niet thuis? ’ ‘Nee, hij komt pas vanavond weer. ’ ‘Hoe komt het dat je zo goed Nederlands spreekt? ’ vraagt Lieke verbaasd. ‘Omdat we hier familie hebben wonen. Zij zoeken ons bijna elke dag op en leren ons op deze manier de Nederlandse taal. Ik wil de Nederlandse taal goed leren spreken en schrijven. Mijn vader vindt het niet nodig, maar ik wel. ’ ‘Ik vind het heel knap van je. Maar ga je dan niet naar school? ’ Verdrietig kijkt Fátima haar aan en dan vertelt ze heel zachtjes: ‘Ik wil zo graag naar school. Ik wil Nederlands leren en nog veel meer vakken. Maar mijn vader vindt dit niet nodig en omdat we nog geen verblijfsvergunning hebben, en dus nog teruggestuurd kunnen worden naar ons eigen land, hebben we hier geen leerplicht. Ik vind het vreselijk om elke dag maar thuis te zitten. ’ ‘Zal ik je mogen helpen of misschien mijn vader? Hij is leraar en hij kan je ook computerles geven’, zegt Lieke. ‘Zou dat echt kunnen? ’ Hoopvol kijkt Fátima haar aan. O, als dat eens zou mogen … ‘Het kan alleen als mijn
16 vader niet thuis is en mijn moeder het goed vindt. ’ Opeens draait Lieke zich om. Ze voelt zich niet op haar gemak. Ze ziet een man lopen. Het lijkt alsof hij hen in de gaten houdt. ‘Wie is die man die achter ons loopt? ’ Verschrikt kijkt Fátima om. ‘Ik zie niemand. ’ Vlug draait Lieke zich weer om en tot haar verbazing ziet ze nu niemand. ‘Hoe kan dit? Ik zag toch echt iemand. ’ ‘Hier wonen verschillende gezinnen met grote jongens. Misschien was het onze buurman of buurjongen wel. ’ Dan lopen ze het gebouw binnen. Fátima loopt voorop de smalle gang in. Ze blijft voor een deur staan, opent deze voorzichtig en kijkt naar binnen. Niemand te zien. ‘Kom maar’, zegt ze tegen Lieke. Lieke loopt mee en blijft midden in de kamer staan. Ze voelt zich hier niet op haar gemak. Er staat een eenvou - dige tafel met vier stoelen. Een bank en een salontafel en nog twee clubs. Op de vloer ligt zeil. En een grote tv staat op een lage tafel. Er hangen sombere gordijnen voor de ramen. Wat is het hier ongezellig! ‘Is je moeder er niet? ’ ‘Nee, ze zal wel even naar de winkel zijn. ’ Lieke kijkt eens om zich heen. Fátima volgt haar blik. ‘Ja, het is hier niet groot en de slaapkamer is nog kleiner. ’ ‘Nog kleiner dan deze kamer? Waar slapen jullie dan? ’ ‘De slaapkamer is van mijn ouders en wij moeten in deze kamer slapen. ’
17 Lieke kijkt bezorgd rond. Ze krijgt medelijden met Fátima en ze vraagt heel zachtjes: ‘Zou je ook een keer bij mij mogen komen? ’ Met stralende ogen kijkt Fátima Lieke aan. ‘Vind je het leuk als ik een keer kom? ’ ‘Ja, maar vinden je ouders dit goed? ’ ‘Mijn moeder wel, maar mijn vader mag het niet weten’, fluistert ze heel zachtjes. Verbaasd kijkt Lieke naar Fátima. Dit voelt niet goed. Dan kijkt ze op haar horloge en zegt: ‘Ik moet nu weg. ’ Opeens gaat de deur open. Lieke kijkt verschrikt naar de deur. Wie komt er binnen? Het is de moeder van Fátima. Ze kijkt heel verbaasd naar Lieke. Fátima vertelt rap in hun eigen taal iets aan haar moeder. Lieke kan er geen touw aan vastknopen. ‘Fátima, ik moet gaan, hoor. ’ De moeder van Fátima geeft Lieke een hand en zegt heel vriendelijk. ‘Het is goed. ’ ‘Mijn moeder vindt het goed dat ik zaterdagmiddag bij jou kom en dat je mij helpt. Kun jij dan ook? ’ Lieke knikt. Dan loopt ze naar de deur en gaat naar bui - ten. Fátima volgt haar. Wanneer ze bij de uitgang zijn, fluistert Fátima: ‘Fijn dat ik mag komen. ’ Met schitterende ogen kijkt ze Lieke aan. ‘Ik vind het ook gezellig dat je komt. Ik kom je wel halen aan het begin van de middag. ’ Dan draait Lieke zich om en loopt vlug door het hek. Wanneer ze nog een keer
18 omkijkt, ziet ze weer dezelfde man lopen. Wat heeft hij een donkere blik. De rillingen lopen Lieke over de rug. Hoe moet dat nu, volgende week zaterdagmiddag? Ze rilt als ze denkt dat ze hier weer naartoe moet. Zal ze die man dan weer tegenkomen? Ze kijkt naar de overkant en ziet haar vader staan praten met een mevrouw die een folder aanneemt. In gedachten loopt ze naar haar fiets en ziet ze steeds het intens verdrietige gezicht van Fátima voor zich. Hoe kunnen ze haar helpen? Opeens kijkt vader haar kant op en hij ziet de diepe rim - pel boven Liekes neus. Wat zal ze meegemaakt hebben? Hij kent zijn dochter zo goed. Dan vertelt Lieke alles en ondertussen fietsen ze naar huis. ‘Laat Fátima maar veel bij ons komen als ze dit mag’, zegt vader als ze hun straat in fietsen. ‘Ja, als ze dit mag’, zegt Lieke heel bedachtzaam. Ondertussen is moeder Lea met haar dochtertje Naomi ook thuisgekomen. Moeder trekt haar jas uit, maar Naomi loopt naar haar slaapkamer. Daar haalt ze de folder uit haar jaszak en begint te lezen. Hé, dit gaat over Kerst. De geboorte van de Heere Jezus. Daarover heeft de juf pas ook verteld. En over nog veel meer verhalen uit de Bijbel. Van moeder mag ze er niet over praten en van haar vader al helemaal niet. Naomi laat de folder zakken en kijkt peinzend voor zich uit. Waarom vinden haar ouders het niet goed als ze iets
19 over het Bijbelverhaal wil vertellen dat de juf heeft ver- teld? Het zijn toch prachtige verhalen? Ze begrijpt het niet.
Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
Is dit leesfragment niet goed zichtbaar of krijgt u een foutmelding te zien? Klik dan hier om het fragment opnieuw te laden. Wil je dit leesfragment later offline lezen? Geen probleem, je kunt hier klikken om het pdf bestand te downloaden.
Adri Burghout
In het land van Heusden en Altena ligt het dorpje Meeuwen. In dit dorp is Adri Burghout (1959) opgegroeid en woont er nog steeds in zijn ouderlijk huis. Als kind voelde hij zich sterk aangetrokken door de techniek. Vooral de zestiger jaren met de rond het dorp laag over de velden scherende Fokker S-11’jes hebben een onuitwisbare indruk achtergelaten. Gestimuleerd door het luchtvaartenthousiasme van zijn vader resulteerde dit al vroeg in tekeningen van vliegtuigen. Later kwam daar belangstelling voor de maritieme wereld bij. Met zijn werken poogt hij steeds weer te geven waar harmonie is tussen schepping en techniek, omdat beide onderwerpen hem bovenmate boeien. Hij werkt als freelance illustrator van voornamelijk jeugdboeken en is daarnaast ook auteur van een groeiend aantal titels. Zijn opdrachtgevers zijn uitgeverijen als Den Hertog, De Banier, Mes, Om Sions Wil en Koster, maar ook voor de John Bunyan Stichting maakt hij veel illustraties. Zo nu en dan schildert hij een doek in opdracht. Z’n interesses zijn vaak terug te vinden in potlood, olieverf of tekst. Vooral de Zwitserse Alpen zijn een graag gebruikt decor.
Deprecated: Bestand Thema zonder comments.php is sinds versie 3.0.0 verouderd en er is geen alternatief beschikbaar. Graag een comments.php template aan je thema toevoegen. in /home/boeken1q/affiliate/wp-includes/functions.php on line 5581
Geef een antwoord