Bijbels Hebreeuws grammaticaboek
Basisgrammatica voor beginners en geschikt voor zelfstudie
A.E.M.A. van Veen-Vrolijk & A.E.M.A. Vrolijk
Deze basisgrammatica van het Bijbels Hebreeuws is bedoeld voor wie zich de grondbeginselen van deze taal eigen wil maken. Hiervoor is geen voorkennis nodig. De grammatica van het Bijbels Hebreeuws wordt in dit boek zo eenvoudig mogelijk beschreven en uitgelegd. Hierbij worden veel…
Bestellen bij CLC
Beschikbaarheid:
Wilt u dit product bestellen, dan kan dat op clcnederland.com
Details:
9789058819642
176
Paperback
€29,95
Beschrijving
Notice: Undefined property: WP_Error::$name in /home/boeken1q/affiliate/wp-content/themes/clcAffiliate/woocommerce/clc_wc_functions.php on line 468
Deze basisgrammatica van het Bijbels Hebreeuws is bedoeld voor wie zich de grondbeginselen van deze taal eigen wil maken. Hiervoor is geen voorkennis nodig. De grammatica van het Bijbels Hebreeuws wordt in dit boek zo eenvoudig mogelijk beschreven en uitgelegd. Hierbij worden veel voorbeelden geboden om de stof te verduidelijken, zodat men al snel kennis maakt met de Hebreeuwse Bijbeltekst. Als basisgrammatica is dit boek geschikt voor beginnende theologiestudenten of cursisten. Het kan gebruikt worden bij een cursus Hebreeuws, in een studiekring, leerhuis, en met name bij zelfstudie.Geschikt voor zelfstudieIn het Nederlandse taalgebied bestaan meerdere zeer goede grammatica’s van het Bijbels Hebreeuws. De reden om er hier nog één aan toe te voegen ligt in het feit dat deze grammatica gebruikt kan worden voor studie met begeleiding, maar in het bijzonder ook geschikt materiaal biedt voor zelfstudie van het Bijbels Hebreeuws. Over alle behandelde stof vindt men in het bijbehorende werkboek oefeningen met uitwerking en toelichting. Men beschikt zo over voldoende materiaal om met de stof die geleerd is te kunnen oefenen.Dr. A.E.M.A. Vrolijk schreef deze grammatica vanuit ruim dertig jaar ervaring als docent Bijbels Hebreeuws en Oude Testament aan verschillende theologische opleidingen. Zij is medeauteur van de Studiebijbel van het Oude Testament van het CvB te Doorn. Haar specialisme ligt op het gebied van oude Bijbelvertalingen van de Sefardische Joden, vanuit het Hebreeuws vertaald in het Ladino of Judeo Español.
Categorieën
Eigenschappen
9789058819642
01-12-2017
Nederlands
176
113
Paperback
A.E.M.A. van Veen-Vrolijk, A.E.M.A. Vrolijk
Leesfragment
Grammatica van het Bijbels Hebreeuws
Voor Reijer en Joshi Omslagillustratie Tapijtpagina uit de Codex Leningradensis. Zie ook pag. 18.
Grammatica van het Bijbels Hebreeuws A.E.M.A. Vrolijk Buijten & Schipperheijn Motief – Amsterdam
ISBN 978-90-5881-964-2 © 2020 A.E.M.A. Vrolijk Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier. De uitgever heeft zijn best gedaan uitsluitend rechtenvrije foto’s te gebruiken. Mocht u toch menen enige rechten te kunnen doen gelden, meldt u dit dan bij de uitgever (rechten@buijten.nl ).
Woord vooraf Bij het afronden van deze grammatica past een woord van dank aan collega’s, studenten, cursisten die hieraan hebben bijgedragen met opmerkingen, adviezen en correcties ter verbetering. Vooral ook dank aan Joshi voor zijn suggesties en steun als zoon. Mijn bijzondere dank gaat uit naar mijn man Reijer voor zijn geduld en bemoediging tijdens mijn schrijfwerk, en voor de opmaak van beide boeken. Zijn steun en grote deskundigheid zijn onmisbaar gebleken!
Inhoud Inleidende opmerkingen 15 Korte inleiding 19 Deel I - SCHRIFT- EN KLANKLEER 21 1. Het alfabet 23 1.1 Medeklinkerschrift 23 1.2 Kwadraatschrift 23 1.3 Naam, teken, transcriptie en uitspraak 23 1.4 Samenvallen van klank en uitspraak van letters 25 1.5 Slotletters 25 1.6 Schrijfrichting van de letters 26 1.7 Niet met elkaar te verwarren letters 26 1.8 Keelletters 27 1.9 Lipletters 27 1.10 Scherpe (of emfatische) klanken 27 2. De klinkertekens 28 2.1 Tiberiënsisch vocalisatiesysteem 28 2.2 De zeven basisklinkertekens 28 2.3 Lange en korte klinkers 29 2.4 Patach furtivum of genuva 31 2.5 Qamets chatoef 32 2.6 Overige klinkertekens 32 3. Klemtoon en lettergreep 33 4. Leesmoeders 35 4.1 Welke letters dienden als leesmoeder 35 4.2 Leesmoeders en klinkertekens 35 4.3 Onderscheid tussen letters als leesmoeder en medeklinker 38 4.4 Plene en defectief schrift 40 5. De shewa 41 5.1 Hoorbare en stomme shewa 41 5.2 Regels voor de uitspraak van de shewa 41 5.3 Chatef vocalen 43 6. Verdubbeling 45 7. Letters met dubbele uitspraak: de begadkefat-letters 47 7.1 Harde en zachte uitspraak 47 7.2 Transcriptie en uitspraak van de zachte letters 47 7.3 Regels betreffende de uitspraak van de begadkefat-letters 48 8. Accenten en schrifttekens 53 8.1 De accenten als leestekens 53 8.2 Nog enkele veelvoorkomende schrifttekens 55 8.3 Punctuatie 55 8.4 Pausavorm 55 8.5 Ketiv-Qere 56 7
Deel II - VORMLEER EN ZINSBOUW 59 1. Status van een naamwoord 61 2. Vormen van naamwoorden 62 2.1 Inflectie van de woorden 62 2.1.1 Mannelijke woorden 62 2.1.2 Vrouwelijke woorden 62 2.2 Meervoudsvorming van de woorden 65 2.2.1 Mannelijke woorden 65 2.2.2 Vrouwelijke woorden 65 2.3 Woordengroepen en meervoudsvorming 67 2.3.1 De geheel regelmatige woordengroep 67 2.3.2 Woorden met klinkerverandering in de eerste of voorlaatste lettergreep 68 2.3.3 Woordengroep van de mannelijke segolata 68 2.3.4 Vrouwelijke woorden met uitgang d¨ die het meervoud vormen zoals de mannelijke segolata 70 2.3.5 Woorden die voor de meervoudsuitgang de laatste letter verdubbelen 70 2.3.6 Verandering bij woorden die op d¤ eindigen 70 2.3.7 Mannelijke woorden met een vrouwelijke meervoudsvorm en vrouwelijke woorden met een mannelijke meervoudsvorm 71 2.3.8 Woorden met een mannelijk en vrouwelijke meervoudsvorm 71 2.3.9 De geheel onregelmatige woordengroep 71 2.4 De dualis 72 3. Het lidwoord 74 4. Het bijvoeglijk naamwoord 78 4.1 Gebruik en positie van het bijvoeglijk naamwoord 78 4.2 Het bijvoeglijk naamwoord en het lidwoord ©d 80 5. Het persoonlijk voornaamwoord 82 5.1 De vormen van het persoonlijk voornaamwoord 82 5.2 Gebruik van het persoonlijk voornaamwoord 83 6. Het aanwijzend voornaamwoord 84 6.1 Aanwijzend voornaamwoord type 1 84 6.1.1 Gebruik en plaatsing 84 6.1.2 Het aanwijzend voornaamwoord en het lidwoord 85 6.2 Aanwijzend voornaamwoord type 2 86 7. De status constructus 88 7.1 De status constructusvorm van de verschillende woordengroepen 90 7.1.1 Status constructus van woorden met verandering in eerste lettergreep in het enkelvoud 90 7.1.2 De status constructus van de mannelijke segolata 91 7.1.3 De geheel onregelmatige woordengroep 91 7.2 Voorbeelden van het gebruik van de status constructus 92 7.3 De status constructus van de overige woordengroepen 94 7.3.1 Vrouwelijke woorden op ¨ d die het meervoud vormen zoals de mannelijke segolata 94 7.3.2 Woorden die de laatste letter verdubbelen 94 7.3.3 Woorden die op ¤ d eindigen 94 8
7.3.4 Woorden waarvan twee klinkers veranderen 95 8. De nominale zin 96 8.1 Bijzonderheden 96 8.2 Voorbeelden van de nominale zin 98 9. Voegwoorden 100 9.1 Nevenschikkende voegwoorden 100 9.1.1 Het voegwoord §e 100 9.1.1.1 Plaatsing en uitspraak van §e 100 9.1.1.2 Andere betekenissen van §e 101 9.1.2 Het voegwoord F` 102 9.2 Onderschikkende voegwoorden 102 9.2.1 Het voegwoord x ¤W £` en ¤W 102 9.2.2 Het voegwoord i ¦M 102 9.3 Andere voegwoorden 103 9.3.1 Andere belangrijke voegwoorden 103 9.3.2 Samengesteld voegwoord 103 10. De voorzetsels §A, §M, §l 105 10.1 De voorzetsels §A, §M, §l en het lidwoord ©d 106 10.2 De voorzetsels §A, §M, §l voor een woord met een hoorbare shewa 106 10.3 De voorzetsels §A, §M, §l voor woorden die beginnen met §i 107 10.4 De voorzetsels §A, §M, §l voor een woord dat begint met een keelletter 107 10.5 Voorbeelden van het gebruik van de voorzetsels §A, §M, §l 108 11. Het suffix 110 11.1 Overzicht van de suffixen 110 11.1.1 Plaatsing van het suffix 112 11.1.2 Klemtoon 112 11.2 Overzicht van het woord qEq met de suffixen 112 11.3 Voorbeelden van het zelfstandig naamwoord met suffix 116 11.4 Het suffix en de verschillende woordengroepen 117 11.4.1 Het suffix aan woorden behorend tot de mannelijke segolata 117 11.4.2 Het suffix aan woorden behorend tot de groep met twee veranderlijke klinkers 118 11.4.3 Het suffix aan woorden die op d eindigen 119 11.4.4 Het suffix aan woorden waarvan de slotletter wordt verdubbeld. 119 11.4.5 Het suffix aan woorden behorend tot de geheel onregelmatige groep 120 12. Voorzetsels 121 12.1 Het voorzetsel o ¦n 121 12.2 Veelvoorkomende voorzetsels 122 12.3 Andere voorzetsels 124 12.3.1 Andere belangrijke voorzetsels 124 12.3.2 Minder vaak voorkomende voorzetsels 124 12.3.3 Voorbeelden van het gebruik van deze voorzetsels 125 12.4 De d van richting 126 9
13. Belangrijke partikels 127 13.1 Het woordje l ¨M 127 13.2 Ontkenningspartikels 128 13.3 Aanwezigheidspartikel 129 13.4 Vraagpartikels 129 13.4.1 Het vraagpartikel £d 129 13.4.2 Andere vraagpartikels 130 13.4.3 Vragend voornaamwoord 131 13.5 Bevestigingspartikel 131 14. De voorzetsels en suffixen 134 14.1 Voorzetsels en suffixen 134 14.2 Veelvoorkomende voorzetsels met de suffixen 134 14.3 De voorzetsels §A, §M, §l en de suffixen 136 14.4 Het voorzetsel o ¦n en de suffixen 138 14.5 Andere voorzetsels en de suffixen 139 15. Nota object z ¤` 141 15.1 Overzicht van nota objecti z ¤` met de suffixen 141 15.2 Bijzonderheden 142 16. Telwoorden 143 16.1 Plaatsing en vorm van het hoofdtelwoord 143 16.2 Plaatsing en gebruik van de telwoorden twee tot tien 144 16.2.1 Geslachtsoppositie 144 16.2.2 Gebruik van de status constructus 145 16.3 Telwoorden 11 tot en met 19 145 16.4 Tientallen 146 16.5 Grotere getallen 147 16.6 Rangtelwoorden 148 16.6.1 Gebruik van de rangtelwoorden 148 16.6.2 Overzicht van de rangtelwoorden 148 16.7 Het uitdrukken van leeftijd 149 16.8 Voorbeelden van het gebruik van telwoorden 149 17. Bijwoorden en tussenwerpsels 151 17.1 Bijwoorden 151 17.2 Tussenwerpsels 152 18. Het werkwoord 155 18.1 Stam, stamletters en benoeming 155 18.2 Regelmatige en onregelmatige werkwoorden 155 18.3 Hoofdstam en stamformaties 156 18.3.1 Namen en betekenis van de stamformaties 156 18.3.2 De vorming van de stamformaties 157 18.3.3 De benamingen van de stamformaties 158 18.3.4 Functie, betekenis en vertaling van de stamformaties 159 18.4 De tijden en wijzen 162 18.4.1 Vorming van de tijden en wijzen 162 18.4.2 Het benoemen en herkennen van de werkwoordsvormen 163 18.5 De Qal 163 10
18.5.1De Qal: het perfectum 163 18.5.1.1 Persoonsuitgangen van het perfectum 164 18.5.1.2 De klinkers van het perfectum164 18.5.1.3 Overzicht van de vervoeging van het perfectum165 18.5.1.4 Functie, betekenis en vertaling van het perfectum167 18.5.1.5 Voorbeelden van het gebruik van het perfectum170 18.5.2 Het imperfectum 171 18.5.2.1 De vorming van het imperfectum 171 18.5.2.2 Vervoeging van het imperfectum van het werkwoord lh w 174 18.5.2.3 Vormen en gebruik van het imperfectum 176 18.5.2.4 Voorbeelden van het gebruik van het imperfectum179 18.5.3 De imperativus 180 18.5.3.1 Overzicht van de vervoeging van de imperativus lh w 181 18.5.3.2 Voorbeelden van het gebruik van de imperativus 182 18.5.4 Het participium 183 18.5.4.1 Vorming van het participium 183 18.5.4.2 Functie, gebruik en vertaling van het participium186 18.5.4.3 Voorbeelden van het gebruik van het participium188 18.5.5 De infinitivus 188 18.5.5.1 De infinitivus constructus 188 18.5.5.2 De infinitivus absolutus190 18.5.5.3 Voorbeelden van het gebruik van de infinitivi 191 18.5.6 Werkwoorden met variante vorming 192 18.6 Werkwoorden met suffix 196 18.6.1 De Qal met het suffix 197 18.6.1.1 Plaatsing van het suffix bij het perfectum 197 18.6.1.2 Plaatsing van het suffix bij het imperfectum200 18.6.1.3 Plaatsing van het suffix bij de imperativus of infinitivus200 18.6.2 Voorbeelden van het werkwoord Qal met suffix 200 18.7 De Nif`al 201 18.7.1 Betekenis en functie van de Nif`al 201 18.7.2 Vervoeging van de Nif`al 202 18.7.2.1 Nif`al perfectum202 18.7.2.2 Nif`al imperfectum204 18.7.2.3 Vormen van de Nif`al imperfectum206 18.7.2.4 Nif`al imperativus207 18.7.2.5 Nifàl participium208 18.7.2.6 Nif`al infinitivus210 18.7.3 Voorbeelden van het gebruik van de Nif`al 210 18.8 De Pi`el, Pu`al en Hitpa`el 211 18.8.1 Enkele voorbeelden van Pi`el, Pu`al en Hitpa`el betekenissen 211 18.8.2 De Pi`el 213 18.8.2.1 Pi`el perfectum 213 18.8.2.2 Pi`el imperfectum214 18.8.2.3 Pi`el imperativus215 18.8.2.4 Pi`el participium215 18.8.2.5 Pi`el infinitivus216 18.8.3 De Pu`al 217 18.8.3.1 Pu`al perfectum217 18.8.3.2 Pu`al imperfectum218 18.8.3.3 Pu`al participium219 18.8.4 De Hitpa`el 220 18.8.4.1 Hitpa`el perfectum 220 18.8.4.2 Hitpa`el imperfectum221 11
18.8.4.3Hitpa`el imperativus 222 18.8.4.4 Hitpa`el participium222 18.8.4.5 Hitpa`el infinitivus223 18.8.4.6 Metathesis223 18.8.5 Voorbeelden van het gebruik van de Pi`el, Pu`al en Hitpa`el 224 18.9 De Hif`il en Hof`al 225 18.9.1 De Hif`il 225 18.9.1.1 Hif`il perfectum 226 18.9.1.2 Hif`il imperfectum227 18.9.1.3 Hif`il imperativus228 18.9.1.4 Hif`il participium229 18.9.1.5 Hif`il infinitivus229 18.9.2 De Hof`al 230 18.9.2.1 Hof`al perfectum 230 18.9.2.2 Hof`al imperfectum231 18.9.2.3 Hof`al imperativus232 18.9.2.4 Hof`al participia232 18.9.2.5 Hof`al infinitivus233 18.9.3 Voorbeelden van het gebruik van de Hif`il en Hof`al 233 18.10 Werkwoorden met een keelletter 234 18.10.1 De eerste stamletter is een keelletter 236 18.10.1.1 Vormen van deze werkwoordengroep 237 18.10.1.2 Werkwoorden waarvan de eerste stamletter een ` is 238 18.10.2 De tweede stamletter is een keelletter of x 239 18.10.3 De derde stamletter is een keelletter 240 18.10.4 Voorbeeldzinnen met keelletter(s) of x 241 18.11 Het onregelmatige werkwoord 242 18.11.1 Onregelmatige werkwoorden 243 18.11.2 Onderscheid en aanduiding van onregelmatige werkwoorden 243 18.11.3 Werkwoorden van de onregelmatige groepen 245 18.11.4 De eerste stamletter is een p 246 18.11.4.1 Kenmerken van deze werkwoorden 246 18.11.4.2 Het werkwoord gwl (nemen/pakken) 247 18.11.4.3 Vormen van werkwoorden p‰ t 248 18.11.4.4 Voorbeeldzinnen met werkwoorden p‰ t 249 18.11.5 De eerste stamletter is een i 250 18.11.5.1 Kenmerken van deze groep 250 18.11.5.2 Het werkwoord jld gaan; Nif`al: leiden 252 18.11.5.3 Vormen van werkwoorden i/ e‰ t 252 18.11.5.4 Voorbeeldzinnen met werkwoorden i/ e‰ t 253 18.11.6 De tweede stamletter is een e of i 254 18.11.6.1 Kenmerken van deze groep 255 18.11.6.2 Vormen van werkwoorden i/ e‰ r 257 18.11.6.3 Voorbeeldzinnen met werkwoorden i/ e‰ r 258 18.11.7 De derde stamletter is een ` 258 18.11.7.1 Kenmerken van deze groep 258 18.11.7.2 Vormen van deze werkwoordengroep259 18.11.7.3 Voorbeeldzinnen met werkwoorden `‰l 260 12
18.11.8 De derde stamletter is een d 261 18.11.8.1 Kenmerken van deze groep 261 18.11.8.2 Vormen van deze werkwoordengroep262 18.11.8.3 Het werkwoord did ’zijn’ 263 18.11.8.4 Voorbeeldzinnen met werkwoorden d‰l 264 18.11.9 De tweede en derde stamletter zijn gelijk 264 18.11.9.1 Kenmerken van deze groep 265 18.11.9.2 Vormen van deze werkwoordengroep266 18.11.9.3 Voorbeeldzinnen met werkwoorden r"r 267 18.11.10 Dubbelzwakke werkwoorden 267 18.11.10.1 Kenmerken van deze werkwoorden 268 18.11.10.2 Vormen van deze werkwoordengroep269 18.11.10.3 Voorbeeldzinnen met dubbelzwakke werkwoorden271 19. Zinsbouw 272 19.1 Woordgroepen 272 19.1.1 Nominale woordgroepen 272 19.1.2 Voorzetselgroepen 273 19.1.3 Verbale woordgroep 274 19.2 Zinsdelen 274 19.2.1 Onderwerp en gezegde 274 19.2.2 Lijdend voorwerp 275 19.2.3 Meewerkend voorwerp 276 19.2.4 Andere uitbreidingen 277 19.3 Volgorde binnen de zinnen en zinsbouw 277 20. Zinsbouw: enkele bijzonderheden 282 20.1 De vergelijkende en overtreffende trap 282 20.1.1 De vergelijkende trap 282 20.1.2 De overtreffende trap 282 20.1.3 De absoluut overtreffende trap 284 20.2 Bijstelling 284 20.3 Casus pendens: speciale duiding of nadruk 285 20.4 Aanroep- of aanspreekvorm 286 21. Verschillende typen zinnen 288 21.1 Nominale zinnen 288 21.1.1 Enkele regels die gelden voor de volgorde onderwerp-gezegde 288 21.1.2 Samengestelde nominale zin 289 21.2 Hoofd- en bijzinnen 290 21.2.1 Omstandigheidszinnen 291 21.2.2 Vraagzinnen 291 21.2.3 Bijzinnen 293 21.2.3.1 i ¦M-zinnen 293 21.2.3.2 x ¤W £` -zinnen 296 21.2.3.3 Andere typen zinnen 299 13
14
Inleidende opmerkingen Deze basisgrammatica van het Bijbels Hebreeuws is bedoeld voor wie zich de grondbeginselen van deze taal eigen wil maken. Hiervoor is geen voorkennis nodig. Het doel van dit boek is de grammatica van het Bijbels Hebreeuws zo eenvoudig mogelijk uit te leggen. Daarom is de methode die hierin gevolgd wordt beschrijvend (descriptief). Dat betekent dat stof van historisch-grammaticale aard niet aan de orde komt. Als basisgrammatica is dit boek geschikt voor beginnende theologiestudenten of cursisten. Het kan gebruikt worden bij een cursus Hebreeuws, in een studie- en leeskring, leerhuis, of met name bij zelfstudie. Geschikt voor zelfstudie Over alle behandelde stof worden in het bijbehorende werkboek oefeningen geboden met uitwerking en de nodige toelichting. Men beschikt zo over voldoende materiaal om met de stof die geleerd is te kunnen oefenen. Hiermee is deze grammatica ook geschikt gemaakt voor zelfstudie. Gebruik grammaticale termen Voor grammaticale begrippen bestaan Nederlanse en op Latijn gebaseerde termen. In dit boek worden voornamelijk de Nederlandse grammaticale termen gebruikt; wanneer een term voor het eerst wordt gebruikt, dan staat de Latijnse term er tussen () bij. Ook wordt hierbij de in dit boek gebruikte afkorting van de term vermeld (zie lijst met afkortingen). Verwijzingen Wanneer verwezen wordt naar een paragraaf binnen hetzelfde deel van dit grammaticaboek, wordt alleen het paragraafnummer vermeld. Wanneer de verwijzing een paragraaf uit een ander deel betreft, dan wordt ook het nummer van dat deel (I, II of III) vermeld in de verwijzing. Werken aan een basisvocabulaire Wanneer in de uitleg en voorbeelden nieuwe woorden met hun betekenis worden genoemd, dan is het de bedoeling dat deze zo veel mogelijk gememoriseerd worden. Op deze wijze wordt een basisvocabulaire15
opgebouwd. Veel woorden met vertaling die zijn gebruikt in de voorbeelden bij de uitleg komen terug in de opdrachten. Het merendeel van die woorden is ook opgenomen in de aparte woordenlijsten. Woorden die slechts zelden in de Hebreeuwse bijbeltekst voorkomen zijn niet in deze woordenlijst opgenomen. Oefeningen met uitwerking Per thema wordt een daarbij aansluitende oefening geboden in het werkboek (deel III). In veel gevallen zijn dat meerdere oefeningen over één bepaald thema. De opgaven betreffende schrift- en klankleer (deel I) houden met name lees- en transcriptieoefeningen in. De opgaven betreffende vormleer ( deel II) houden in het bijzonder vertaalopdrachten in. Van alle oefeningen wordt een uitwerking geboden in het werkboek (deel III, B 2). In de opgaven wordt de nieuwe stof toegepast en verwerkt, waarbij ook alle reeds behandelde stof aan de orde blijft komen. Op die manier worden de zinnen van de vertaalopgaven steeds uitgebreid(er). De uitdrukkingen en zinnen van de oefeningen komen overwegend uit de tekst van de Hebreeuwse Bijbel, in bepaalde gevallen aangepast aan het niveau van de oefening. De bedoeling is dat de cursist zo ook bijbelse uitdrukkingen en (delen van) Hebreeuwse bijbelteksten gaat herkennen. In de oefeningen worden vooral de woorden die al bekend zijn verwerkt (zie voorafgaand punt inzake basisvocabulaire). Verwijzingen naar bijbelteksten In de voorbeelden bij de uitleg en in de oefeningen worden overwegend bijbelteksten gebruikt. Hierbij wordt vaak verwezen naar de tekstplaats in de Hebreeuwse Bijbel (MT); de meeste vertalingen stemmen hiermee overeen. De NBV volgt altijd de MT, andere vertalingen (NBG, SV, HSV) wijken hier in bepaalde gevallen van af; in de verwijzingen wordt dit zo veel mogelijk weergegeven. Opbouw en inhoud van deze grammatica De hoofdonderdelen van de studie van de Hebreeuwse taal zijn: schrift- en klankleer, vormleer en zinsbouw. In deel I wordt schrift- en klankleer behandeld; naast het leren van het Hebreeuwse alfabet is kennis van een aantal andere zaken belangrijk om het Hebreeuws goed te kunnen lezen. In deel II komt voornamelijk vormleer aan de orde. Bij de bespreking hiervan wordt ook aandacht geschonken aan aspecten van zinsbouw. De laatste 16
drie hoofdstukken van deel II zijn geheel aan zinsbouw gewijd. Deel III is een werkboek met oefenmateriaal. Overzicht van de inhoud van het grammatica- en werkboek Het grammaticaboek (deel I en II) omvat twee onderdelen:I Schrift- en klankleer II Vormleer en zinsbouw Het werkboek (deel III) omvat drie onderdelen: III A Schrift- en klankleer A 1. Transcriptie- en leesopgaven A 2. Uitwerkingen van de opgaven A 3. Leesoefeningen III B Vormleer B 1. Opgaven over vormleer B 2. Uitwerkingen van de opgaven III C Lijsten en tabellen C 1. Woordenlijst en werkwoordenlijst C 2. Tabellen, overzichten en schema’s C 3. Lijsten van gebruikte begrippen, afkortingen en een korte literatuurlijst. ° ° ° – – – ° – – ° – – – 17
Tapijtpagina uit de Codex Leningradensis (Folium 474r). Bij deze bekende illustratie wordt de aandacht getrokken naar het centrum van de ster waarin de kopiïst van de codex schreef: ‘Ik Samuël ben Ja`aqob heb deze codex geschreven, gepunctueerd en van masora voorzien ... ’ 18
Korte inleiding Taal en schrift van de Hebreeuwse Bijbel Het Hebreeuws is de hoofdtaal van de Hebreeuwse Bijbel of Oude Testament. Naast het Hebreeuws komen ook enkele tekstdelen voor die in het Bijbels Aramees zijn geschreven: Ezra 4:8-6-18; 7:12-26; Dan. 2:4-7:28.1 Het Hebreeuws behoort tot de Semitische taalfamilie, evenals het Aramees en andere talen, zoals onder meer het Akkadisch, Fenicisch, Ugaritisch, Syrisch, Ethiopisch, Arabisch. 2 De Semitische talen hebben bepaalde gemeenschappelijke kenmerken, waarvan de volgende ook in het Hebreeuws voorkomen: typische keelklanken, scherpe medeklinkers (zie I, § 1.8; 1.10), en het systeem van stammen, waarbij een klinkerpatoon komt dat de veranderingen van de grondbetekenis van de stam uitdrukt. De Hebreeuwse taal heeft, zoals veel talen, een ontwikkelingsgeschiedenis meegemaakt. Vanaf de vroegste periode van het Oudhebreeuws tot het Iwriet of modern Hebreeuws van het huidige Israël. Ook het Hebreeuwse schrift veranderde in de loop van de tijd: het meer cursieve Oudhebreeuwse schrift werd uiteindelijk vervangen door het van de Arameeërs overgenomen ‘kwadraatschrift’ (zie I, § 1.2), dat tot op heden gebruikt wordt voor het op schrift stellen van de Hebreeuwse Bijbel, hetzij met de hand geschreven of gedrukt. Buiten de Hebreeuwse Bijbel komt het Bijbels Hebreeuws voor in tekstvondsten uit het oude Israël zoals ostraca (beschreven scherven), zegels, gewichten, inscripties op aardewerk. Hier kan ook de bekende ‘Siloach-inscriptie’ genoemd worden. Deze inscriptie stamt uit de 8e eeuw v. Chr. en is geschreven naar aanleiding van de totstandkoming van de tunnel die koning Hizkia liet maken (zie 2 Kron. 32:30). De tekst van de Hebreeuwse Bijbel De Hebreeuwse bijbeltekst kent eveneens een lange geschiedenis. Na de ontstaansperiode ten tijde van de bijbelschrijvers werd de bijbeltekst overgeschreven door kopiïsten en op deze manier overgeleverd. In deze overleveringsgeschiedenis hebben Joodse geleerden, Masoreten 1. Nog één vers is Aramees: Jer.10:11; en twee woorden: Gen. 31:47. 2. De aanduiding ‘Semitisch’ - afgeleid van ‘Sem’ (Gen. 5:32) - werd vanaf einde 18e eeuw toegepast op de taalfamilie waartoe ook het Hebreeuws behoort (vgl. Gen. 10:21-31). 19
(‘overleveraars’) genaamd, een belangrijke rol gespeeld.3 Zij waren actief in de periode van de 6e tot 10e eeuw na Chr. (zie I, § 2.1). Hun werk is van groot belang geweest in de overlevering van de Hebreeuwse bijbeltekst. Zij hebben de Hebreeuwse medeklinkertekst voorzien van een klinkertekensysteem, accenten en andere leestekens, met elkaar ook aangeduid als ‘punctuatiesysteem’. Hiermee hebben zij de uitspraak aangegeven en vastgelegd. Het geheel van consonantentekst met het masoretische punctuatiesysteem wordt aangeduid als ‘Masoretische tekst’ (MT). Dit is de standaardtekst van de Hebreeuwse Bijbel geworden. Handschriften van de Hebreeuwse Bijbel De belangrijkste en oudste handschriften van deze masoretische tekst stammen, uitgezonderd de Dode Zeeteksten, uit de periode van de 9e t/m 11e eeuw na Chr. We kunnen de volgende documenten noemen: De Profetencodex van Moshe ben Asher, geschreven en van punctuatie voorzien in het jaar 895 te Tiberias. (Een codex is een gebonden boek). De Aleppo-codex, geschreven door Shelomo ben Buya’a, in de eerste helft van de 10e eeuw. Het handschrift bevat(te) de gehele tekst van de Hebreeuwse Bijbel, maar is helaas beschadigd. De Codex Leningradensis. Dit handschrift bevat de masoretische tekst van de gehele Hebreeuwse Bijbel. Dit handschrift werd in het jaar 1008 of 1009 geschreven door de kopiïst Samuel ben Jakob. De grote waarde van dit handschrift ligt in het feit dat dit het oudste, complete handschrift is van de Hebreeuwse Bijbel. Dit handschrift is de basis van de uitgave van de Biblia Hebraica Stuttgartensia. ° ° ° 3. De aanduiding komt voort uit de enigszins onzekere term ‘masora’ (= overlevering). 20
DEEL I SCHRIFT- EN KLANKLEER 21
Tapijtpagina uit de Codex Leningradensis (Folium 478r). De micrografie van deze illustratie bestaat alleen uit Hebreeuwse bijbelteksten. In het centrum staan drie woorden: ‘De Tora van de HERE is volmaakt ...’ (Ps. 19:8). 22
1. Het alfabet 1.1 Medeklinkerschrift Het Hebreeuwse schrift is een medeklinkerschrift. Dat is een schrift dat - zoals veel andere Semitische talen - alleen uit medeklinkers bestaat: de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet. Omdat deze letters alleen medeklinkers (consonanten) zijn wordt het schrift aangeduid als medeklinkerschrift (of consonantenschrift). Dit houdt echter niet in dat het Hebreeuws geen klinkers (vocalen) zou kennen; alleen bestaan er van oorsprong geen tekens voor. Een uitsluitend uit medeklinkers bestaande tekst noemt men een consonantentekst. 1.2 Kwadraatschrift Het Hebreeuwse schrift heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld, waarbij verschillende lettertypen werden gebruikt. Deze ontwikkeling resulteerde uiteindelijk in het gebruik van het Aramese kwadraatschrift. Dit lettertype, dat zowel in de gedrukte als in de handgeschreven bijbeltekst werd/wordt gebruikt, staat vanwege zijn vierkante vorm bekend als ‘kwadraatschrift’. 1.3 Naam, teken, transcriptie en uitspraak Zowel de namen als de vormen van de Hebreeuwse letters houden oorspronkelijk verband met de klank die elk letterteken weergeeft. Het is vooral van belang dat men de letters visueel leert herkennen. Daarbij dient men te leren welke klank bij elke letter hoort. Transcriptie (of translitteratie) is de weergave van de Hebreeuwse letters in een uitspraakstelsel, waarbij men overwegend Latijnse letters gebruikt. Zie de derde kolom in onderstaand overzicht. Zie voor de uitspraak de vierde kolom in onderstaand overzicht. Zoals uit de vergelijking van kolom 3 en 4 blijkt, vallen de weergave in transcriptie en die van de uitspraak grotendeels samen. De transcriptie van Hebreeuwse woorden geeft tevens aan hoe de uitspraak ervan luidt. ° ° ° 23
Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
Is dit leesfragment niet goed zichtbaar of krijgt u een foutmelding te zien? Klik dan hier om het fragment opnieuw te laden. Wil je dit leesfragment later offline lezen? Geen probleem, je kunt hier klikken om het pdf bestand te downloaden.
Deprecated: Bestand Thema zonder comments.php is sinds versie 3.0.0 verouderd en er is geen alternatief beschikbaar. Graag een comments.php template aan je thema toevoegen. in /home/boeken1q/affiliate/wp-includes/functions.php on line 5581
Geef een antwoord